Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 10.1897

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26590#0556

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
NIEUW OPGEGRAVEN ROMEINSCH WOONHUIS. 547

is, van twee kanten onder den grond verwarmd
werd en in den hoek tusschen ’t caldarium en
’t frigidarium ligt, is naar alle waarschijnlijkheid te
beschouwen als het tepidarium, de ruimte voor warme
lucht.

De badinrichting behoort tot eene der jongste
bouwperioden van het huis; want blijkbaar is zij op
oud metselwerk opgetrokken en heeft eene gedeelte-
lijke verbouwing van belendende vakken ten gevolge
gehad. Zoo ziet men bijv. duidelijk hoe aan een’
aan ’t frigidarium grenzenden kelder een venster is
toegevoegd bij het optrekken van den muur der
badkamers.

Rechts van de hoofdgang van ’t huis strekken
zich, zooals gezegd, de woonkamers uit. De eerste
is ruim, kon niet verwarmd worden en ligt geheel
geïsoleerd, daar zij aan drie zijden door gangen is
omgeven; aan de vierde, westelijke zijde grenst eene
soort van binnenplaats of tuin. Dit vertrek, met
eene dagmaat van 7. 5: 5 M., had met kleuren beschil-
derde wanden, zooals enkele overblijfselen aantoo-
nen. Het meest opmerkenswaardige is echter, dat
onder het geheele vertrek door een kelder loopt.
De vloer rust op een machtig zandsteenen gewelf,
dat nog bijna geheel gaaf bewaard is gebleven;
eene gewelfde gang van bijna anderhalven meter
breedte voert aan de zuidzijde in den kelder, waar-
van de wanden witte beschildering hadden en die licht
en lucht ontving door twee noordelijk gelegen luiken.
De kelder is nog niet uitgegraven, maar met recht mag
men verwachten, dat er op den bodem, zooal geene
kostbaarheden, ten minste voorwerpen zullen worden
gevonden, die van gewicht zijn voor de bepaling-
van den tijd, waarin de woning gebouwd is.
 
Annotationen