Bosfknlknnis
Diest in de 170 en 189 eeuwen. Geschiedkundige bijdrage door
Fr. Dl Maïltinelli, vrederechter te Borgerhout. — Gent, A. Siffer,
en Diest, A. Uten. 402 bldz., groot 8° met illustratiën. Prijs : fr. 2,00.
In deze laatste jaren is de geschiedenis des vaderlands in België
met voorliefde beoefend geworden. Nederlandsche en Fransche werken
verschenen in grooten getale en de toekomst belooft er nog meer. Een
voornaam werk is het bovengenoemde, in deze laatste dagen verschenen.
Dit boek behelst eigenlijk de lijdensgeschiedenis dier stad in het boven-
genoemd tijdvak. Wij die thans leven in eenen vredetijd, gelijk ons vader-
land er vroeger nooit eenen gekend heeft, kunnen ons geen denkbeeld
vormen van het lijden onzer voorouderen in bovengenoemde eeuwen. Ons
land wierd toen letterlijk uitgestroopt door de huurkrijgsbenden van vijand
en vriend. De bewoners des platten lands waren toen weerloos bloot,
gesteld aan al de baldadigheden des hongerigen soldaten, gevolgd door
zijne vrouw en kinderen. Waren de akkers bebouwd en beloofde de
zomer een vurig gewenschten rijken oogst, dan werd deze onmeedoogend
verwoest door de legers van vriend en vijand; verzetten de land-
bouwers zich tegen de soldaten, dan werden hunne hoeven geplunderd,
afgebrand en de bewoners vermoord. Wanneer de Fransche legers
verschenen, vluchtten de landlieden met hun vee en alles wat zij redden
konden naar de bosschen en hielden zich daar schuil totdat de soldaten
weer vertrokken waren. In de kleine steden, waar soldaten in garnizoen
lagen, was de toestand der bevolking nog ellendiger : de soldaten werden
soms bij de burgers, rijken en armen ingekwartierd, dat is, men moest
hun huisvesting en voedsel geven; die soldaten waren nooit tevreden,
zij joegen de burgers uit hunne bedden en stalden hunne paarden in
de winkels; vonden zij een paard, vee, een kleedingstuk, dat hun
behaagde, zij persten het met geweld af; daarenboven was de stad
verplicht de soldij der staatstroepen voor te schieten en om dit te kunnen
doen moesten allerlei belastingen geheven worden, nogmaals door die
zeilde burgers te betalen, en niemand, rijk noch arm, geestelijke noch
wereldlijke, ontsnapte hieraan ; ja, soms was de opbrengst dier belas-
tingen nog niet toereikend en w'aren de rijken verplicht hunne goederen
te verpanden om de stad geld voor te schieten. Dit geld werd wel
Diest in de 170 en 189 eeuwen. Geschiedkundige bijdrage door
Fr. Dl Maïltinelli, vrederechter te Borgerhout. — Gent, A. Siffer,
en Diest, A. Uten. 402 bldz., groot 8° met illustratiën. Prijs : fr. 2,00.
In deze laatste jaren is de geschiedenis des vaderlands in België
met voorliefde beoefend geworden. Nederlandsche en Fransche werken
verschenen in grooten getale en de toekomst belooft er nog meer. Een
voornaam werk is het bovengenoemde, in deze laatste dagen verschenen.
Dit boek behelst eigenlijk de lijdensgeschiedenis dier stad in het boven-
genoemd tijdvak. Wij die thans leven in eenen vredetijd, gelijk ons vader-
land er vroeger nooit eenen gekend heeft, kunnen ons geen denkbeeld
vormen van het lijden onzer voorouderen in bovengenoemde eeuwen. Ons
land wierd toen letterlijk uitgestroopt door de huurkrijgsbenden van vijand
en vriend. De bewoners des platten lands waren toen weerloos bloot,
gesteld aan al de baldadigheden des hongerigen soldaten, gevolgd door
zijne vrouw en kinderen. Waren de akkers bebouwd en beloofde de
zomer een vurig gewenschten rijken oogst, dan werd deze onmeedoogend
verwoest door de legers van vriend en vijand; verzetten de land-
bouwers zich tegen de soldaten, dan werden hunne hoeven geplunderd,
afgebrand en de bewoners vermoord. Wanneer de Fransche legers
verschenen, vluchtten de landlieden met hun vee en alles wat zij redden
konden naar de bosschen en hielden zich daar schuil totdat de soldaten
weer vertrokken waren. In de kleine steden, waar soldaten in garnizoen
lagen, was de toestand der bevolking nog ellendiger : de soldaten werden
soms bij de burgers, rijken en armen ingekwartierd, dat is, men moest
hun huisvesting en voedsel geven; die soldaten waren nooit tevreden,
zij joegen de burgers uit hunne bedden en stalden hunne paarden in
de winkels; vonden zij een paard, vee, een kleedingstuk, dat hun
behaagde, zij persten het met geweld af; daarenboven was de stad
verplicht de soldij der staatstroepen voor te schieten en om dit te kunnen
doen moesten allerlei belastingen geheven worden, nogmaals door die
zeilde burgers te betalen, en niemand, rijk noch arm, geestelijke noch
wereldlijke, ontsnapte hieraan ; ja, soms was de opbrengst dier belas-
tingen nog niet toereikend en w'aren de rijken verplicht hunne goederen
te verpanden om de stad geld voor te schieten. Dit geld werd wel