Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 10.1897

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26590#0269
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
<£im Iisösrm=f*anöscf|rifï

door H. Roes.

E heer L. Goyaerts, architect te Tilburg, heeft
de goedheid gehad mijne oproeping om oude
liederen te beantwoorden met de toezending
van een liederenhandschrift, (i) blijkbaar uit het laatst der
zestiende eeuw. Het handschrift was oorspronkelijk
326 bladzijden groot, de 34 eerste zijn verloren gegaan.
Het bevat nu 66 Nederlandsche geestelijke liederen en
eenige Fransche nl. « Despite jay quite, » Vivre ausy me
convient (a la voix : or vous esiouissj, « Douleurs me
va martirant (a la voix (2) « Belle qui me va martirant), »
De liederen nr0 1, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 16, 17, 26
dragen de onderteekening der overschrijfster, Anna de
Tenniers. Vele andere liederen verraden hare hand. Het
lied nro 20 is blijkbaar door een latere hand er tusschen
gevoegd. Aan het einde hebben verscheidene schrijfsters
aan den bundel gewerkt. Nro 58, nro 5g, dat de onder-
teekening C. D. M., nro 63 dat Wyvine Pieters, nr° 64

(1) Verg. den oproep van J. Bols, in de Verslagen der Kon. VI.
Academie, 1897, bl. 135, en zijn onlangs uitgegeven werk : Honderd
oude vlaamsche liederen. Antwerpen, De Nederlandsche boekhandel,
St-Jacobsstraat, 50. Zie ook « Het oude lied » in het St-Gregoriusbladi
1896-97.

(2) vgl. « Schoonste die mij dus martiliseert » in het Geestelijk Lust-
hoofken, bl. 57.
 
Annotationen