Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 12.1899

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.26592#0532
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
.512

GOLIATH.

zoo wordt hun verder leven een lange lijdensweg,
zoo treedt er iets tragisch in de ontknooping en
wij zijn geroerd als wij de beide geliefden zien
heenstrompelen, gebukt onder de ijzeren wet van
den harteloozen vrek. Want ook dit is eene hoofd-
gedachte, zooveel als het leitmotiv van het verhaal,
dat, zooals genot en vreugde spruiten uit genegen-
heid en goedheid, zoo ook de rampen der menschheid
grootendeels in de gierigheid hunnen oorsprong
hebben. Het is het oude thema van den latijnschen
dichter :

Quid non mortalia pectora cogis,

Auri sacra fames ?...

Dezelfde grondgedachte dient ook tot kern aan
de oud-germaansche sagen der Eddas en der Neve-
lingen, zooals Goliath het verder in zijne sombere
overwegingen herinnert. Het is door de gierigheid
dat Knud het geluk van zijn kind, dit van Goliath
en het zijne verbrijzelt.

Ook de kleine Erik, dien de reus uit de handen
der roovers gered had, kwam hem nageloopen en
betoonde hem dankbare verkleefdheid. Het was
pijnlijk om zien hoe de stomdoove knaap met tee-
kenen moest naar huis gewezen worden. Dat ook
de groote poedel zijn bedrukten meester naspringt
en hem trouw vergezelt op reis is goed geschikt
om de hardvochtigheid van den landman meer te
doen uitschijnen, die gevoelloozer blijkt te zijn dan
onmondige kinderen en redelooze dieren.

Zoo trekt dan de eenzame zwerver naar het
Noorden, op Gods genade, steeds bergwaarts op.
Hier spreidt de dichter al den rijkdom zijner kunst
ten toon in het schilderen van vlakten en bergen,
 
Annotationen