Schilders en Schilderessen. <5i
, ter Segers, noch de Heem, hebben
het zo hoog gebracht: doch hy is eindelyk,
„ door zyne ssegte ruiling van eene aenge-
naeme lente in een bedroefden winter, ge-
„ vallen en gesmoort. Weyerman nu ver-
„ haelt van Simon Verelst, onder ande-
ren , dat hy van het Bioemschilderen tot het
Portret - schilderen overging , ja dat Koning
Kar el de Tweede en de Prince van Con-
dé, dezen Simon dit hebben aengeraden
tot zyn beders,' en om hem in zyne zotte
verbeelding voort te helpen.
Hy voegt'er by, dat hy in den jare 1718
in Engelant zynde, dezen Simon Verelst
noch heeft gezien en gekent : maer dat hy
toen al out was, en Rozen en Papavers zo groot
als teljooren schilderde. Om nu waerschynlyk
te doen zien, dat het Simon niet is, waer van
Lairesse spreekt, en dat al wat Weyer-
man van hem zegt, in zyn leugenachtig har-
senvat alleen verdicht is; zeg ik voor eerst,
dat ik verscheide Stukjes van Simon hier te
Land hebbe gezien, maer niet van die uit-
muntentheit, om hem boven de Heem of
PaterSegers te {lellen, of een doorluchtig
Bloemschilder te noemen. Ten tweeden zeg
ik 5 dat zyne Stukken maer weinig voorkomen;
wae-
, ter Segers, noch de Heem, hebben
het zo hoog gebracht: doch hy is eindelyk,
„ door zyne ssegte ruiling van eene aenge-
naeme lente in een bedroefden winter, ge-
„ vallen en gesmoort. Weyerman nu ver-
„ haelt van Simon Verelst, onder ande-
ren , dat hy van het Bioemschilderen tot het
Portret - schilderen overging , ja dat Koning
Kar el de Tweede en de Prince van Con-
dé, dezen Simon dit hebben aengeraden
tot zyn beders,' en om hem in zyne zotte
verbeelding voort te helpen.
Hy voegt'er by, dat hy in den jare 1718
in Engelant zynde, dezen Simon Verelst
noch heeft gezien en gekent : maer dat hy
toen al out was, en Rozen en Papavers zo groot
als teljooren schilderde. Om nu waerschynlyk
te doen zien, dat het Simon niet is, waer van
Lairesse spreekt, en dat al wat Weyer-
man van hem zegt, in zyn leugenachtig har-
senvat alleen verdicht is; zeg ik voor eerst,
dat ik verscheide Stukjes van Simon hier te
Land hebbe gezien, maer niet van die uit-
muntentheit, om hem boven de Heem of
PaterSegers te {lellen, of een doorluchtig
Bloemschilder te noemen. Ten tweeden zeg
ik 5 dat zyne Stukken maer weinig voorkomen;
wae-