Gool, Johan van: De nieuwe Schouburg der Nederlantsche kunstschilders en schilderessen: waer in de ... (Band 1) (Den Haag, 1750) [Cicognara, 2280-1; 2386-1]

Schilders en Schilderessen. 361
men met vry meer recht den naem van Kunst-
ssopers zou mogen geven) is de levende Mee-
siers, en met hen de levende Kunst, geheel
buiten den Kimsthandel te houden, om hun-
ne eigen Kunstkraem des te meer trek te
doen hebben ; en dus weeten zy onkundige
Liefhebbers op den duim van hunne eigenbaet
en ingebeelde Kunstkennis ront te draeien.
Ja de meeste van de hedendaegsche Liefheb-
bers (de goede niet te na gesproken) willen
dien weg wel in, om dat ze niet uit puure
liefde voor de Kunst, maer met een oogmerk
om groote winsten te doen, aenzienlyke Ka-
binetten verzamelen; men kan licht denken,
wat hart zy , die alleen dit wit bedoelen,
voor het wezentlyk belang der Kunst hebben;
daer alleen in bestaende, dat de levende Kun-
stenaers, door edelmoedige Mecenaten, aen-
gespoort worden, om de Kunst, op hoop van
eer en beloning , met alle macht voort te
zetten: gelyk in vroeger tyt geschiede; maer
dit echt en recht doelwit hebben de meeste
der hedendaegsche Liefhebbers uit het oog
verloren; het geen ook de waere reden is,
dat de Kunst, voor de levende Meesters,
langs hoe meer in verval komt, en door de-
ze Hechte handelwyze geheel te niet moet gaen.
Z 5 Uit