Gool, Johan van: De nieuwe Schouburg der Nederlantsche kunstschilders en schilderessen: waer in de ... (Band 1) (Den Haag, 1750) [Cicognara, 2280-1; 2386-1]

4io Nederlantsche
door haere verhevenheit verrukte, wierden
zyne oogen geöpent, en hy begon te zien,
dat hem zyne inbeelding, ten opzichte van
zyn eigen werk, bedriegelyk gevleit en mis-
ïeit had : het geen zo ver ging, dat hy ,
wanhopende ooit dat toppunt te bereiken,
zich by eenen Zielverkoper wilde aengeven
om naer Ooftindiën te vaeren; doch in welk
onbezonne voornemen hy noch gelukkig ge-
sluit wierd door zeker Liefhebber of Kunst-
koper, mogelyk Jacob Bart, die te Mid-
delburg woonde , en in een opzicht lof ver-
diende ; namelyk, dat hy jonge Kunstenaers
altyt voorthielp, en in Weeling wat goets
bespeurende, hem dat hopeloos bestaen heeft
afgeraden , en , met belofte van milde belo-
ninge, fraeie Stukken aenbood te copiëeren:
het geen onze Anselmus aennam, en wel
met zo veel luit en yver ter uitvoer bragt,
dat hy in twee jaren tyts, door dit copiëeren,
zo bequaem wierd , dat hy onder de brave
Meesters mag getelt worden, en Jacob
Bart, gedurende dien tyt, veel voordeel heeft
toegebragt. Naderhant heeft hy voor veele
Liefhebbers geschildert: want zyn Kunstwerk
was gewilt, en wierd wel betaelt. Het zelve
bestont in antike en moderne Kabinetstukjes,
het