Schilders en Schilderessen. 7
quarto, van de persse te doen rollen en aen
den dag te brengen; het geen hy door eenen
dieffchen roof met de gesloten veêren van
Houbraken heeft opgepronkt, en waer
in hy ons een mengelmoes opdischt van din-
gen , die Houbraken reets , cierlyk en
smakelyk, had aengerecht; en voor't overi-
ge met onhebbelyke byvoegsels, ongeschikte
spreekwyzen , naem- en faemrovende by- en
toenaemen, en andere eer- en zedenquetsen-
de ongeregeltheden heeft zamengeflanst
Daerenboven heeft hy Houbraken,
dien eer! yken Man, nevens veele anderen
myner Kunstgenoten , volgens zynen gewo-
nen spotachtigen aert en schryfftyl, tegen
alle wetten van reden en plicht gelastert en
belogen : want veelen dezer van hem zo
lelyk gehavende Kunstgenoten hebbe ik ge-
kent als Mannen van een onbesproken le-
ven , welke hunne kunit met roem geöesFent
hebben.
Wat wyders de Brabantsche Meesters be-
treft , die hy, in zyn derde deel , met zulke
zwarte verwen heeft afgeschildert, niet of
het menschen maer beesten in eenen men-
schelyken schyn, en van een beestachtig ge-
drach geweest waeren.
A 4 My
quarto, van de persse te doen rollen en aen
den dag te brengen; het geen hy door eenen
dieffchen roof met de gesloten veêren van
Houbraken heeft opgepronkt, en waer
in hy ons een mengelmoes opdischt van din-
gen , die Houbraken reets , cierlyk en
smakelyk, had aengerecht; en voor't overi-
ge met onhebbelyke byvoegsels, ongeschikte
spreekwyzen , naem- en faemrovende by- en
toenaemen, en andere eer- en zedenquetsen-
de ongeregeltheden heeft zamengeflanst
Daerenboven heeft hy Houbraken,
dien eer! yken Man, nevens veele anderen
myner Kunstgenoten , volgens zynen gewo-
nen spotachtigen aert en schryfftyl, tegen
alle wetten van reden en plicht gelastert en
belogen : want veelen dezer van hem zo
lelyk gehavende Kunstgenoten hebbe ik ge-
kent als Mannen van een onbesproken le-
ven , welke hunne kunit met roem geöesFent
hebben.
Wat wyders de Brabantsche Meesters be-
treft , die hy, in zyn derde deel , met zulke
zwarte verwen heeft afgeschildert, niet of
het menschen maer beesten in eenen men-
schelyken schyn, en van een beestachtig ge-
drach geweest waeren.
A 4 My