IS
BOUWKUNST.
zijn lengte in den muur naar binnen stak, en zoo om den
anderen. Op die wijze werd aan de hoeken een zeer hecht
raam gevormd, tegen hetwelk de meer middenin gelegen
steenen aanleunden, zoodat er geen gevaar was dat de muur
uit zijn verband zou zakken. De meening dat de steenen
van deze bouwwijze geheel en al onbewerkt waren is nict
juist; wel degelijk hakte men hier en daar een to sterk
uitstekend stuk af, of werd zoo noodig een steen door-
midden gezaagd. Van beide bewerkingen zijn duidelijke
sporen aan verschillende steenen te vinden.
Natuurlijk dat deze wijze van mu'urbouw meer of minder
regelmatig zijn kan. Bij volkomen onregelmatigheid in liaar
oudste vormen, vindt men in iets later tijden meer zorgvul-
dige bewerking. Een bepaald verschil bestaat er echter niet.
§ 3. Slechts in later-Mykeenschen tijd komt een eenigs-
zins andere bouwwijze voor. Vooral ter bedekking van zulke
muren als boven zijn beschreven, gaat men ze nu bouwen
uit een ander materiaal, zoogenaamde breccia, een conglo-
meraat van kiezelsteenen. Daar dit materiaal niet gelijk de
kalksteen in lagen gevonden werd, moest men deze blok-
ken zelf uit de rotsen hakken en daardoor zijn zij dus van
zelf meer bewerkt. Men geeft de blokken, die men houwt,
een meer vierhoekigen vorm en de muren, die men er uit
bouwt, hebben dus vanzelf een meer regelmatig aanzien
(vgl. fig. 2). Deze blokken hebben evenwel volstrekt niet
dezelfde afmetingen, doch daar de oppervlakken der steenen
vlak zijn gehouwen en dus op elkaar sluiten, vervallen na-
tuurlijk de kleinere steenen er tusschen; het spreekt echter
vanzelf dat de lioeken en randen der steenen nog ruw en
in 't geheel niet scherp zijn, wat bij een dergelijk bros
BOUWKUNST.
zijn lengte in den muur naar binnen stak, en zoo om den
anderen. Op die wijze werd aan de hoeken een zeer hecht
raam gevormd, tegen hetwelk de meer middenin gelegen
steenen aanleunden, zoodat er geen gevaar was dat de muur
uit zijn verband zou zakken. De meening dat de steenen
van deze bouwwijze geheel en al onbewerkt waren is nict
juist; wel degelijk hakte men hier en daar een to sterk
uitstekend stuk af, of werd zoo noodig een steen door-
midden gezaagd. Van beide bewerkingen zijn duidelijke
sporen aan verschillende steenen te vinden.
Natuurlijk dat deze wijze van mu'urbouw meer of minder
regelmatig zijn kan. Bij volkomen onregelmatigheid in liaar
oudste vormen, vindt men in iets later tijden meer zorgvul-
dige bewerking. Een bepaald verschil bestaat er echter niet.
§ 3. Slechts in later-Mykeenschen tijd komt een eenigs-
zins andere bouwwijze voor. Vooral ter bedekking van zulke
muren als boven zijn beschreven, gaat men ze nu bouwen
uit een ander materiaal, zoogenaamde breccia, een conglo-
meraat van kiezelsteenen. Daar dit materiaal niet gelijk de
kalksteen in lagen gevonden werd, moest men deze blok-
ken zelf uit de rotsen hakken en daardoor zijn zij dus van
zelf meer bewerkt. Men geeft de blokken, die men houwt,
een meer vierhoekigen vorm en de muren, die men er uit
bouwt, hebben dus vanzelf een meer regelmatig aanzien
(vgl. fig. 2). Deze blokken hebben evenwel volstrekt niet
dezelfde afmetingen, doch daar de oppervlakken der steenen
vlak zijn gehouwen en dus op elkaar sluiten, vervallen na-
tuurlijk de kleinere steenen er tusschen; het spreekt echter
vanzelf dat de lioeken en randen der steenen nog ruw en
in 't geheel niet scherp zijn, wat bij een dergelijk bros