Houbraken, Arnold: De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders En Schilderessen: waar van 'er veele met hunne beeltenissen ten tooneel verschynen, en hun levensgedrag en konstwerken beschreven worden ; zynde een vervolg op Het schilderboek van K. v. Mander (Band 2): T welk zyn aanvang neemt met het jaar 1613, en vervolgt met die konstschilders, welker geboorte in dien tusschentyd tot het jaar 1635 voorgevallen is (Gravenhage, 1753)

Schilders en Schilderessen. 291
tot Deugt, en godvrugtig leven, op het voor-
beeld der'oude Egiptenaren, welke voor gewoon-
te hadden, dat zy op de Gaftmalen vertoonden
de beeltenis van een menfchen geraamte, ’twelk
zy omdragende aan elk der aanleggende Gallen ,
den een naa den ander vóórhelden, daar by zeggen-
de: Ziet en befchoumt mei mat dit is. IVeejt vro-
lyk: maar meet dat gy dus morden zult. Waarom
ook Saladyn Sultan ( Grootheer ) van Babilonie,
en Damascus, Koning van Egipten, flervendein
de Stad Ascalon ten tyde van Philippus Augullus
Koning van Vrankryk, gelalle, dat by zyn uit-
vaart , of Lykllatie, door zyn Grootwaapendra-
ger, zyn Hemd, of Doodkleed op een Lans
geileken, door alle de llraten der Stad zoude
worden omgedragen: en door een Herout voor
uit gaande, worden uitgeroepen: De Koning van
't geheel Oofien is dood’, en neemt van alle zyne
fchatten niet anders mee.
Zeker op zulke voorwerpen zou zig ’t penceel
niet ten onnut afllooven. Is deze keur voor een
Konftenaar wat te eng bepaalt, zie hier een der-
de, groots en woelig genoeg om een Tafereel te
vullen, namentlyk: Dat oulinx te Konllantino-
polen (volgens het verhaal van Ifidorus)de gewoon-
te was , dat ten tyde van de Krooning der
Keyzeren , een Metzelaar voor de zelve verfcheen
vertoonende vierderhande foorten van lleenen,
zeggende: Goede Heer, gelieft van deze te kiezen,
welke urne Hoogheid beft gevalt, om urn Graffteê
daar van te boumen.
Zie dit zelve om de nutbaarheid ook aange-
trokken in de Devifes Heroiques & Emblcmcs, de
M. Clande Paradin.

T 2

Onze