Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Houbraken, Arnold
De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders En Schilderessen: waar van 'er veele met hunne beeltenissen ten tooneel verschynen, en hun levensgedrag en konstwerken beschreven worden ; zynde een vervolg op Het schilderboek van K. v. Mander (Band 3): T welk zyn aanvang neemt met het jaar 1635, en vervolgt met die konstschilders, welker geboorte in dien tusschentyd tot het jaar 1659 voorgevallen is — Gravenhage, 1753

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.44225#0344
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
3oS Schouburgh der

Graveerkonft maalde door het ftaal
Der vrouwen kroon , fieraad en praal 2
Joanna K o er t en s zedig wezen,
Van elk om haar vernuft gepreezen,
In ’t koper af, die rnet de Schaar
Net trof na dat het voorbeeld waar,
En deed veel Vorften eeuwig leeven.
W aar door zy word met glans verheeven.
Hoor hoe de fchelle faambazuin,
Haar Schaarroem over zee en duin
Uitbromt, dat elk tot lof moet fpreekem
Deez print verflrekt een eereteeken.
Hier hout de zilvere klaroen
De Schaar gekroont in het blazoen.
Die ziet men heen en weder zwayen.
En tot triomf der Snykonft wayen.
Ook voert de vlug gevlerkte Faam,
Een blinkende eerkroon om haar naam7
Daar door aan ’t Stargewelf te lieren,
Tot glorie van de Konftpapieren,
En dat deez’ naamftar ftaadig mag
Hier fchynen als de held’re dag.
Heeft dan de doot haar dezen luider
Benyd, haar lighaam doen in ’t duider
Verhuizen; met een zerk bedekt
Die hand die zoo veel lof verwekt;
En heeft zig ’t derff’lik deel begeven;
Haar roem, de dood ten fpyt, blyft leven.
Bildbeschreibung
Für diese Seite sind hier keine Informationen vorhanden.

Spalte temporär ausblenden
 
Annotationen