Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Janssen, Leonhardt Johannes Friedrich
De etrurische grafreliëfs uit het Museum van Oudheden te Leyden — Leiden, 1854

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.865#0004
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
IT

b. v. Otto Jahx in de Jahrbb. des Vereins von Alterlhumsfreimden IX, 122 u. f., en wij stippen zulks opzettelijk aan
om het belang eener uitgave van zoo vele Etrurische grafreliëfs als thans aangeboden worden te verduidelijken. Door
die uitgave zullen de bouwstoffen tot verklaring vermeerderd worden, en wij hopen dat ook de verklaring zelve hier en
daar door onze bijgevoegde aanteekeningen winnen zal. Wat deze laatste betrelt betreuren wij, dat sommige nieuwere
werken over Etrurische oudheden, vooral het Museo Gregoriano ') hier niet aanwezig en ons dus niet toegankelijk
waren. Enkele beeldwerken zijn wel reeds vroeger in Italië uitgegeven, toen de doodkisten zich nog in dat land be-
vonden , maar deze zijn weinig in getal, en wij hebben eene herhaalde uitgaaf doelmatig geacht, omdat sommige
vroegere uitgaven zeer gebrekkig waren en zelfs de beste, die van Inghirami, in naauwkeurigheid nog te wenschen
overlieten; daarbij komt, dat de Italiaansche werken waarin ze voorkomen minder algemeen toegankelijk zijn. Naauw-
keurigheid der afbeeldingen was bij onze uitgave het voornaamste oogmerk; daarop waren onze bijzondere zorgen ge-
rigt; en heeft de teekenaar er langdurige pogingen toe aangewend, door mij is geene geduld geschroomd tot herhaalde
vergelijking en correctie.

Ik geloof dan ook de verzekering te mogen geven, dat zij het karakter van getrouwheid verdienen, gelijk trouwens
aan beoefenaars van Etrurische overblijfselen bij het inzien der platen genoegzaam in het oog zal springen; vooral ech-
ter moet ik doen opmerken dat zij niet verfraaid zijn, maar dat de fraaiste afbeeldingen eer beneden, dan boven de
kunstwaarde van de oorspronkelijken gebleven zijn.

Vraagt men, waarom wij van de vijf en zestig doodkisten slechts de beeldwerken van vijf en dertig uitgeven, zoo
is het antwoord, dat er een en twintig verstoken zijn van beeldwerk, en dat er tusschen de overigen voorkomen, die
in voorstelling niet verschillen, zoodat eene uitgave daarvan slechts eene herhaling zou zijn, die ons werk buiten
noodzakelijkheid kostbaarder zou gemaakt hebben. Zulke gelijke voorstellingen komen voor op doodkisten van gebakken
aarde, en zijn hieraan toe te schrijven dat de beeldwerken op die kisten met vormen ingedrukt zijn. De van beeld-
werk verstoken doodkisten zijn vooral wegens hunne opschriften belangrijk; maar deze zijn in het jaar 1840 afzonder-
lijk door ons uitgegeven J). De vorm dier kisten komt meerendeels overeen met de door Gow Mus. Etr. III. Tab.
XII—XV opgegevene; de grootte is in 't algemeen dezelfde als die welke van beeldwerk voorzien zijn. Ten opzigle
van deze laatsten nog eenige algemeene opmerkingen. Zij zijn van steen en gebakken aarde. De steensoort is kalk-
steen en albast, soms in fijne naauwelijks merkbare overgangen. De Italianen noemen dien steen tuffo. Het is van
aanbelang de slof waaruit de kisten bestaan op te merken, omdat men door deze soms de vindingsplaats of afkomst
eener doodkist, zoo die onbekend geworden is, terug kan vinden. Zoo behooren de albasteren doodkisten vooral te
Volterra te huis, de gewone kalksteenen te Cortona, ofschoon die ook te Volterra aangetroffen worden; de kleinere
kistjes van gebakken aarde worden meest te Chiusi gevonden. De beeldwerken zijn doorgaans alleen op de voorzijde
aangebragl, zeldzaam tevens op de twee smalle zijden, allerzeldzaamst op elke der vier zijden te gelijk. Die
beeldwerken klimmen op Yan de eenvoudigste tot de rijkste soort; soms bestaan zij enkel in lofwerk, als eene rozet
of guirlande; soms in symbolen, als een Medusahoofd; soms in tafereelen uit het gewone leven, als jagten, handwer-
ken , optochten, afscheiden; soms eindelijk in mythische voorstellingen, als tafereelen uit den Thebaanschen en Trojaan-
schen heldenkring. Van alle die soorten zal men in deze onze uitgave voorbeelden vinden. De mythische voorstellingen zijn
meerendeels tragisch van aard , en mogen tevens als toespelingen beschouwd worden op den dood van den overledene,
wiens verbrande beenderen in de kist bewaard worden; bij tafereelen uit het dagelijksche leven, b. v. bij afscheiden,
zijn die toespelingen soms zeer duidelijk.

De deksels vertoonen altijd de overledenen, in liggende houding, op eene van peluwen voorziene sprei; deksel met
kist als één geheel beschouwd, stellen dan de overledenen voor als op eene gespreide klisia liggende. Hun toestand is
echter niet altijd dezelfde. Op steenen doodkisten bevinden zij zich doorgaans in halfliggende houding, die eene wa-
kende rust aanduidt; op kisten van gebakken aarde zijn ze meer als slapenden voorgesteld, gehuld in eenen mantel,
die alleen het aangezigt bloot laat. Op de meeste deksels der steenen kisten zijn de overledenen in eene houding, ge-
waad en attributen voorgesteld, die van een rustig genot der aardsche weelde getuigen. Daarom zijn deze dek-
sels belangrijk voor de kennis van het private leven der Etruriërs. Oogenschijnlijk heeft men daarbij getracht de por-
tretten der overledenen na te bootsen; want men onderscheidt niet slechts mannen en vrouwen, maar ook jonge lieden

') lilusei Etrusci-monimeuta, Ex aedibus Vaticanis. Roma 1842. etc.

a) Iiacriptiones Etruseae Musei Lugduno-Batavi; acced. tabb. IV. L. B. apud Lachtmans, 4°.
 
Annotationen