Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 5.1925

DOI Artikel:
Staring, Adolph: Geschiedenis van Dordrecht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.25881#0075

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
GESCHIEDENIS VAN DORDRECHT

63

en door de inpolderingen en andere waterstaatswerken sindsdien de geheele rivierloop zoo
gewijzigd, direct of indirect, terwijl ook in de stad zooveel gegraven, weer volgestort, ge-
metseld en weer afgebroken is, dat iedere theorie over den ouden waterloop en het vaar-
water buiten en binnen de stad, dat de Zwijgende Tol beheerschte, slechts op min of meer
waarschijnlijke gissingen kan berusten. Wij komen op zekerder terrein in 1200, wanneer de
stad, blijkens een charter van
Dirk VII, reeds schout en sche-
penen en ook een vereeniging
van wantsnijders bezit, wanneer
er dus reeds stadsbedrijven
worden uitgeoefend, die wijzen
op de beteekenis die de stad
reeds had als centrum (markt-
en inkoopplaats) van Zuid-
Holland (een groot gedeelte
van de tegenwoordige provincie
Z.-Holland bezuiden Rotter-
dam). Spoedig daarop wordt de
stad weer vermeld.

Stadsrecht ± 1221.

Graaf Willem I schenkt 1220
stad en tol als morgengave aan
zijn gemalin. Kort daarop gaf
hij een handvest, onbekend tot
1866, toen de gemeente-secre-
taris Van den Brandeler het
terugvond, zeer geschonden
door den raadhuisbrand van
1332 en bewaard gebleven in
de „Ijzeren Kasse”, de stads-
charterkist, met 12 sloten voor-
zien, die slechts kon geopend
worden met medewerking van
de dekens der 12 voornaamste
gilden ,die ieder een der sleutels
bewaarden. In dit charter maakt hij de stad tot een „vrijheid”, met vrijdom van beden en
heervaart, keurrecht voor schout met schepenen en raden, het jus de non evocando (nog
vergeefs ingeroepen om Corn. de Witt aan zijn Haagsche rechters te onttrekken), af-
schaffing van lijfeigenschap enz., tegen een jaarlijksche rente, voortaan als leen uitgegeven
en eerst in 1822 officiéél afgeschaft, en het recht van herberg voor den Graaf.

Willem II bevestigt dit alles bij een handvest van 1254, dat vóór de vondst van het
oudere document als het eerste van deze strekking werd beschouwd.

Groothoofdspoort (1618), rivierzijde.
 
Annotationen