Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 5.1925

DOI Artikel:
Staring, Adolph: Geschiedenis van Dordrecht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.25881#0086

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
74

GESCHIEDENIS VAN DORDRECHT

college ter regeling van overgangsquaesties tusschen N. en Z. Nederlanden na den vrede,
verdeelde haar gunsten over beide gebouwen.

Handelsbloei in de i 7e 'eeuw. Zoodra het ergste oorlogsgevaar ge-
weken was, bleek de Dordsche ondernemingsgeest, gesteund door de vluchtelingen uit Ant-
werpen, nog ongerept te zijn. Krachtig werden de nieuwe bedijkingen van het langzamer-
hand droog liggend land aangepakt en dadelijk ook verrezen buitenplaatsen in de nieuwe
polders; in 1603 bedijkte men het Oude Land van Dubbeldam, in 1617 den Merwedepolder
en den Zuidpolder, in 1652 den Aloysenpolder, in 1659 den Wieldrechtschen polder; een reeks

Koorhek.

van indijkingen in de 18de eeuw voortgezet en binnenkort weer met een nieuwe te ver-
lengen. Ook die buitenplaatsen (Huis te Dubbeldam, Dordwijk, Crabbehof) waren slechts
de eerste van een groot aantal, waaraan thans slechts een paar gebouwfragmenten, een
aantal hekken en heulen herinneren. De nieuwe rivierdijken nabij de stad boden een voor-
treffelijke ligging voor de talrijke molens, die verschillende industrieën dienden en in de
laatste tientallen jaren grootendeels weer verdwenen zijn.

Een stadsdeel buiten de Vuilpoort werd ingelijfd.

Ook de scheepvaart had de aandacht der stadsregeering. In 1609 werd de Wolwevers-
haven gegraven, in 1647 het Maartensgat, in 1656 de Kalkhaven. Ook buiten de Riedijksche-
poort werden havens aangelegd. Nadat de ’s Gravendeelsche Kil in 1600 als nieuwe zeeweg
 
Annotationen