82
DORDRECHT’S MONUMENTEN
waren alle poorten aan de landzijde eenvoudig, terwijl de waterpoorten, vooral de Riedijksche
poort, het sierlijke kleine Melkpoortje en de nog bestaande Groothoofdspoort rijkelijk werden
versierd en met de muurtorens de stad, bij aankomst van de waterzijde, het door de Groote Kerk
beheerschte levendige profiel hielpen geven, dat geleidelijk voor een doodscher lijn heeft
plaats gemaakt. Reeds de aanleg van het Maartensgat in 1647 voor den toren der Groote
Kerk deed een der geestigste punten in dat stadsprofiel verdwijnen: het meteen lagebelvedere
voorziene rondeel Engelenburg, aansluitend aan het toen eveneens gesloopte Papenbolwerk,
met zijn open wandelgalerij. De toestand in het begin der 17de eeuw is o.a. vastgelegd
op het groote doek van Willaerts in Dordrechts Museum. Ook A. Cuyp en van Goyen en,
in den modernen tijd, J. Maris heeft de schilderachtige waterkant vele malen tot schilde-
rijen en teekeningen
geïnspireerd. Van de
poorten, muren, torens
en bolwerken, die de
stad omringden, is wei-
nig bewaard gebleven.
Reeds was, door
den aanleg van de
Nieuwehaven en de
ommuring van het
voorland een geheele
reeks waltorens langs
de tegenw. Kuipers-
haven en Knolhaven
doelloos geworden en
voor ander gebruik
bestemd; geleidelijk
zijn alle verdwenen.
Het oudste versterkte
gebouw, het Dordsche
monument par excel-
ence, de Toltoren in het midden der stad, was reeds in het midden der 16e eeuw gevallen; wij
kennen haar gedaante slechts uit een stadszegel, dat nog in 1584 in gebruik was. De oude
Puttox-toren, aan het Groote Hoofd, en de Gevangentoren nabij de Groote Kerk, de eer-
waardigste der watertorens, vielen onderscheidenlijk in 1607 en in de eerste helft der
19de eeuw. De nieuwe poorten uit het einde der 16e en het begin der 17de eeuw
werden de een na de ander aan de verkeerseischen opgeofferd; het meest te betreuren
is de sierlijke Riedijksche poort van 1595, gesloopt in 1833 (zie de schilderij van
A. Cuyp in Dordr. Mus.), met aan hare binnenzijde drie renaissance gevels van het
type, door Vredeman de Vries zoo geliefd, dat ook voorkwam aan de eerste Blauwpoort
(1672 gesloopt) en aan de stadszijde van het gebouw aan het Groot Hoofd ter plaatse van
het tegenwoordige hotel Bellevue, en zich nog vertoont aan den Heelhaaksdoelen in het Hof
Berkepoort, achtergevel.
DORDRECHT’S MONUMENTEN
waren alle poorten aan de landzijde eenvoudig, terwijl de waterpoorten, vooral de Riedijksche
poort, het sierlijke kleine Melkpoortje en de nog bestaande Groothoofdspoort rijkelijk werden
versierd en met de muurtorens de stad, bij aankomst van de waterzijde, het door de Groote Kerk
beheerschte levendige profiel hielpen geven, dat geleidelijk voor een doodscher lijn heeft
plaats gemaakt. Reeds de aanleg van het Maartensgat in 1647 voor den toren der Groote
Kerk deed een der geestigste punten in dat stadsprofiel verdwijnen: het meteen lagebelvedere
voorziene rondeel Engelenburg, aansluitend aan het toen eveneens gesloopte Papenbolwerk,
met zijn open wandelgalerij. De toestand in het begin der 17de eeuw is o.a. vastgelegd
op het groote doek van Willaerts in Dordrechts Museum. Ook A. Cuyp en van Goyen en,
in den modernen tijd, J. Maris heeft de schilderachtige waterkant vele malen tot schilde-
rijen en teekeningen
geïnspireerd. Van de
poorten, muren, torens
en bolwerken, die de
stad omringden, is wei-
nig bewaard gebleven.
Reeds was, door
den aanleg van de
Nieuwehaven en de
ommuring van het
voorland een geheele
reeks waltorens langs
de tegenw. Kuipers-
haven en Knolhaven
doelloos geworden en
voor ander gebruik
bestemd; geleidelijk
zijn alle verdwenen.
Het oudste versterkte
gebouw, het Dordsche
monument par excel-
ence, de Toltoren in het midden der stad, was reeds in het midden der 16e eeuw gevallen; wij
kennen haar gedaante slechts uit een stadszegel, dat nog in 1584 in gebruik was. De oude
Puttox-toren, aan het Groote Hoofd, en de Gevangentoren nabij de Groote Kerk, de eer-
waardigste der watertorens, vielen onderscheidenlijk in 1607 en in de eerste helft der
19de eeuw. De nieuwe poorten uit het einde der 16e en het begin der 17de eeuw
werden de een na de ander aan de verkeerseischen opgeofferd; het meest te betreuren
is de sierlijke Riedijksche poort van 1595, gesloopt in 1833 (zie de schilderij van
A. Cuyp in Dordr. Mus.), met aan hare binnenzijde drie renaissance gevels van het
type, door Vredeman de Vries zoo geliefd, dat ook voorkwam aan de eerste Blauwpoort
(1672 gesloopt) en aan de stadszijde van het gebouw aan het Groot Hoofd ter plaatse van
het tegenwoordige hotel Bellevue, en zich nog vertoont aan den Heelhaaksdoelen in het Hof
Berkepoort, achtergevel.