84
DORDRECHT’S MONUMENTEN
kan zijn. Langen tijd gold Hendrik de Keyser
als haar architect; de vooral aan de waterzijde
gebrekkige gevelverdeeling tegenover de voor-
treffelijke afwerking der details maakt het
wel bijna zeker (bij het zwijgen der reke-
ningen over de Keyser) dat de Z. Nederland-
sche beeldhouwer Gillis Huppe (Houbraken
spreekt i.v. A.v. Kalraat van: Aemilius en
Samuel Huppe), die waarschijnlijk het beeld-
houwwerk uitvoerde, ook in het ontwerp de
voornaamste stem heeft gehad. Het zeer
persoonlijke type der vrouwenhoofden, bij
dat beeldhouwwerk toegepast, vinden wij
terug aan het huis hoek-Vlak-Nieuwehaven,
dat vóór de laatste schending van eenige
jaren geleden, behalve de nog bestaande
gebeeldhouwde koppen, tusschen de vensters
boven de kelderramen aan de N.-havenzijde
nog een
reeks aan- Poortje van het Bagijnhof (voor de verplaatsing
ziende kop- naar het H°n
pen ver-
toont, verwant aan die van het Huis met de Hoofden
te Amsterdam. Waar deze gevel dus aan een bepaald
verdienstelijk beeldhouwer kan worden toegeschreven,
valt zijn tegenwoordige toestand noch meer te betreuren.
De niet tevens als poort dienende waltorens zijn alle
verdwenen. Het langst hield stand, de Berthout Loenis-
toren, aan de Riedijkshaven, die eerst in 1893 werd ge-
sloopt. Van het oude rondeel Engelenburg, reeds hiervoor
genoemd, zijn nog muurfragmenten aanwezig.
Moge van de stadsommuring tenminste het fraai-
ste sieraad nog staan, van de overige openbare gebouwen
zijn alle belangrijkste gevallen. Het Raadhuis, dat sinds
de grondige verbouwing van 1834 -43 zijn niet ondeftige
gestalte voor den passeerenden automobilist aan het
einde der Grootekerksbuurt vertoont, moge voor zijn tijd
niet onverdienstelijk zijn, de forsche oude bogen die het
gedeelte dat over de haven gebouwd is torschen, brengen
onze gedachten terug naar het sobere, indrukwekkende
Poortje van het Arend Maartenshof gothische gebouw, door vele teekenaars vereeuwigd (zie de
(1625) Museumstraat No. 38. schilderij van J. Rutten in mus. Oud-Dordr.), dat er
DORDRECHT’S MONUMENTEN
kan zijn. Langen tijd gold Hendrik de Keyser
als haar architect; de vooral aan de waterzijde
gebrekkige gevelverdeeling tegenover de voor-
treffelijke afwerking der details maakt het
wel bijna zeker (bij het zwijgen der reke-
ningen over de Keyser) dat de Z. Nederland-
sche beeldhouwer Gillis Huppe (Houbraken
spreekt i.v. A.v. Kalraat van: Aemilius en
Samuel Huppe), die waarschijnlijk het beeld-
houwwerk uitvoerde, ook in het ontwerp de
voornaamste stem heeft gehad. Het zeer
persoonlijke type der vrouwenhoofden, bij
dat beeldhouwwerk toegepast, vinden wij
terug aan het huis hoek-Vlak-Nieuwehaven,
dat vóór de laatste schending van eenige
jaren geleden, behalve de nog bestaande
gebeeldhouwde koppen, tusschen de vensters
boven de kelderramen aan de N.-havenzijde
nog een
reeks aan- Poortje van het Bagijnhof (voor de verplaatsing
ziende kop- naar het H°n
pen ver-
toont, verwant aan die van het Huis met de Hoofden
te Amsterdam. Waar deze gevel dus aan een bepaald
verdienstelijk beeldhouwer kan worden toegeschreven,
valt zijn tegenwoordige toestand noch meer te betreuren.
De niet tevens als poort dienende waltorens zijn alle
verdwenen. Het langst hield stand, de Berthout Loenis-
toren, aan de Riedijkshaven, die eerst in 1893 werd ge-
sloopt. Van het oude rondeel Engelenburg, reeds hiervoor
genoemd, zijn nog muurfragmenten aanwezig.
Moge van de stadsommuring tenminste het fraai-
ste sieraad nog staan, van de overige openbare gebouwen
zijn alle belangrijkste gevallen. Het Raadhuis, dat sinds
de grondige verbouwing van 1834 -43 zijn niet ondeftige
gestalte voor den passeerenden automobilist aan het
einde der Grootekerksbuurt vertoont, moge voor zijn tijd
niet onverdienstelijk zijn, de forsche oude bogen die het
gedeelte dat over de haven gebouwd is torschen, brengen
onze gedachten terug naar het sobere, indrukwekkende
Poortje van het Arend Maartenshof gothische gebouw, door vele teekenaars vereeuwigd (zie de
(1625) Museumstraat No. 38. schilderij van J. Rutten in mus. Oud-Dordr.), dat er