Dordr. Mus.); de overigen zijn verloren gegaan. Ongaarne missen wij vooral dat van Jan
Doudijns, wiens Brand van de Nieuwkerk op het Raadhuis ons, door eenige portretkoppen,
in den schilder een bekwaam portrettist doen vermoeden,
wien wellicht de origineele schilderijen van een paar
portretgravures bij Balen mogen worden toegeschreven.
De stedelijke liefdadigheid, verzorging van
weezen, zieken en ouden, gaf niet tot aanzienlijke
stichtingen aanleiding; behalve het oude-vrouwenhuis,
in 1625 op de plaats van het bagijnhof gebouwd,
werden de gestichten in de oude, in 1572 ontruimde
kloosters onder dak gebracht. Slechts een aantal fraaie
poortjes ontstonden er voor, als dat van het Gasthuis,
thans afgebroken, en de nog bewaarde van het O.-Man-
nenhuis in de Vriesestraat, met de voortreffelijke figuur
van een grijsaard, en van het O.-Vrouwenhuis, thans
in het Hof weer opgebouwd na de slooping op zijn
oorspronkelijke plaats en verrijkt met een nieuwe
besjes-gestalte. In zijn opzet deed dat O.-Vrouwenhuis
denken aan den nog bewaarden Arend Maartenshof aan
de Museumstraat, eveneens uitmuntend door zijn fraai
gebeeldhouwd poortje, dat de inwonende dames, hoewel
even ,,oude koude swacke vrouwen”, als die van het
O.-Vrouwenhuis, toch nog moet aanmanen zich te
gedragen „gelyck het den Heyligen betaamt”. Veel
minder fraai zijn de bescheiden Slingelandtshof in de
Vriesestraat en de Koningshof in de Mariënbornstraat.
De Regentenhof van 1755 aan het Bagijnhof, met
zijn goudleeren behangsel in de regentenkamer, was
uitwendig voornamer van lijn toen nog, bij het lager
straatniveau, een bordes naar de hardsteenen poort
leidde. Ook op het gebied van particuliere gestichten
an liefdadigheid kan Dordrecht zich niet meten met
steden als Amsterdam, Haarlem of Leiden.
Het drietal oude kerken, dat Dordrecht bezit,
vergoedt echter eenigszins de armoede op ander gebied.
De Groote of O. L. Vrouwekerk, zooals zij zich
thans vertoont, is grootendeels een na 1457 vernieuwd
gebouw met gebruikmaking van de door den brand
van dat jaar gespaarde muren. Kapittelkerk geworden
in 1366, was zij sindsdien onbetwistbaar de hoofdkerk der stad. De oudste afbeelding der
kerk, die ter plaatse der tegenwoordige stond, biedt waarsch. het oudste zegel der stad, aan
een charter van 1240 bewaard (afb. Dordr. Illustr. t.o. p. 125). Omstreeks het midden der
Doudijns, wiens Brand van de Nieuwkerk op het Raadhuis ons, door eenige portretkoppen,
in den schilder een bekwaam portrettist doen vermoeden,
wien wellicht de origineele schilderijen van een paar
portretgravures bij Balen mogen worden toegeschreven.
De stedelijke liefdadigheid, verzorging van
weezen, zieken en ouden, gaf niet tot aanzienlijke
stichtingen aanleiding; behalve het oude-vrouwenhuis,
in 1625 op de plaats van het bagijnhof gebouwd,
werden de gestichten in de oude, in 1572 ontruimde
kloosters onder dak gebracht. Slechts een aantal fraaie
poortjes ontstonden er voor, als dat van het Gasthuis,
thans afgebroken, en de nog bewaarde van het O.-Man-
nenhuis in de Vriesestraat, met de voortreffelijke figuur
van een grijsaard, en van het O.-Vrouwenhuis, thans
in het Hof weer opgebouwd na de slooping op zijn
oorspronkelijke plaats en verrijkt met een nieuwe
besjes-gestalte. In zijn opzet deed dat O.-Vrouwenhuis
denken aan den nog bewaarden Arend Maartenshof aan
de Museumstraat, eveneens uitmuntend door zijn fraai
gebeeldhouwd poortje, dat de inwonende dames, hoewel
even ,,oude koude swacke vrouwen”, als die van het
O.-Vrouwenhuis, toch nog moet aanmanen zich te
gedragen „gelyck het den Heyligen betaamt”. Veel
minder fraai zijn de bescheiden Slingelandtshof in de
Vriesestraat en de Koningshof in de Mariënbornstraat.
De Regentenhof van 1755 aan het Bagijnhof, met
zijn goudleeren behangsel in de regentenkamer, was
uitwendig voornamer van lijn toen nog, bij het lager
straatniveau, een bordes naar de hardsteenen poort
leidde. Ook op het gebied van particuliere gestichten
an liefdadigheid kan Dordrecht zich niet meten met
steden als Amsterdam, Haarlem of Leiden.
Het drietal oude kerken, dat Dordrecht bezit,
vergoedt echter eenigszins de armoede op ander gebied.
De Groote of O. L. Vrouwekerk, zooals zij zich
thans vertoont, is grootendeels een na 1457 vernieuwd
gebouw met gebruikmaking van de door den brand
van dat jaar gespaarde muren. Kapittelkerk geworden
in 1366, was zij sindsdien onbetwistbaar de hoofdkerk der stad. De oudste afbeelding der
kerk, die ter plaatse der tegenwoordige stond, biedt waarsch. het oudste zegel der stad, aan
een charter van 1240 bewaard (afb. Dordr. Illustr. t.o. p. 125). Omstreeks het midden der