88
DORDRECHT’S MONUMENTEN
nde eeuw zou met den bouw zijn aangevangen. In 1174 werd aan den bouw van een
nieuw koor met kruiswerk begonnen en in 1183 dit verlengde gedeelte door doorbraak der
oude muur bij de kerkruimte getrokken. Het O. L. Vrouwe- of Sterrenkoor, evenwijdig
aan het Hooge Koor aan de N.-zijde der kerk bijgebouwd, dateert van 1284. De legende dat de
H. Sura, overleden ^ 1320, de kerk zou hebben gesticht, is dus onjuist. In 1411 —12 be-
wijzen de opgelegde hooge
steenboeten dat toen aan de
kerk een belangrijke aan-
bouw plaats had; van wel-
ken aard die was, is onbe-
kend.
De brand van 1457,
die bijna de helft der stad in
de asch legde, ontluisterde
ook de Groote Kerk. Slechts
de reliquie van het H. Hout
bleef wonderdadig gespaard.
Wat ook van de muren in
stand moge zijn gebleven,
alle oude versieringen zijn
in ieder geval toen teloor
gegaan, en een uitgebreide
herstelling van het gebouw
en nieuwe aankleeding der
altaren was noodig. In 1471
was de herbouw voltooid.
De ruimte ontbreekt om van
haar gedaante sindsdien een
uitgebreide beschrijving te
geven.
De talrijke rijk ge-
doteerde altaren, verarmd
door den St. Elisabethsvloed
en door den brand van hun
Gevels in de Kolfstraat. kunstbezit beroofd, werden
hersteld en daarnaast werden
nieuwe gesticht. Wij kunnen ons slechts een flauwe voorstelling maken van de schatten, die
de kerk voor de hervorming bezat. De edele metalen zullen wel alle ter stijving van de kas
voor den opstand versmolten zijn (een miskelk, thans in bezit der Oud-Bisschoppelijke Clerezij
heet uit de Gr. Kerk afkomstig te zijn). De Italiaansche schilderijen van de Romeinheeren
in hun St. Petrus- en Paulus-kapel, van de Jeruzalemheeren in de Jeruzalem-kapel maken
ons nieuwsgierig; waren belangrijke kunstschatten naar het Noorden afgedwaald? De
DORDRECHT’S MONUMENTEN
nde eeuw zou met den bouw zijn aangevangen. In 1174 werd aan den bouw van een
nieuw koor met kruiswerk begonnen en in 1183 dit verlengde gedeelte door doorbraak der
oude muur bij de kerkruimte getrokken. Het O. L. Vrouwe- of Sterrenkoor, evenwijdig
aan het Hooge Koor aan de N.-zijde der kerk bijgebouwd, dateert van 1284. De legende dat de
H. Sura, overleden ^ 1320, de kerk zou hebben gesticht, is dus onjuist. In 1411 —12 be-
wijzen de opgelegde hooge
steenboeten dat toen aan de
kerk een belangrijke aan-
bouw plaats had; van wel-
ken aard die was, is onbe-
kend.
De brand van 1457,
die bijna de helft der stad in
de asch legde, ontluisterde
ook de Groote Kerk. Slechts
de reliquie van het H. Hout
bleef wonderdadig gespaard.
Wat ook van de muren in
stand moge zijn gebleven,
alle oude versieringen zijn
in ieder geval toen teloor
gegaan, en een uitgebreide
herstelling van het gebouw
en nieuwe aankleeding der
altaren was noodig. In 1471
was de herbouw voltooid.
De ruimte ontbreekt om van
haar gedaante sindsdien een
uitgebreide beschrijving te
geven.
De talrijke rijk ge-
doteerde altaren, verarmd
door den St. Elisabethsvloed
en door den brand van hun
Gevels in de Kolfstraat. kunstbezit beroofd, werden
hersteld en daarnaast werden
nieuwe gesticht. Wij kunnen ons slechts een flauwe voorstelling maken van de schatten, die
de kerk voor de hervorming bezat. De edele metalen zullen wel alle ter stijving van de kas
voor den opstand versmolten zijn (een miskelk, thans in bezit der Oud-Bisschoppelijke Clerezij
heet uit de Gr. Kerk afkomstig te zijn). De Italiaansche schilderijen van de Romeinheeren
in hun St. Petrus- en Paulus-kapel, van de Jeruzalemheeren in de Jeruzalem-kapel maken
ons nieuwsgierig; waren belangrijke kunstschatten naar het Noorden afgedwaald? De