DORDRECHT’S MONUMENTEN
89
Besnijdenis door Frans(?) Grabbe en het tabernakel van Joris den Beeldsnijder, uit de kapel
van den Zoeten Naam Jesu, het gesneden altaarstuk van Jan Terwen uit de St. Elisabeths-
kapel zijn verloren geraakt. Uit laatstgenoemde kapel stammen misschien de altaarluiken
met voorstellingen uit het leven der Heilige en van den Grooten vloed, in het bezit der firma
Goudstikker te Amsterdam. Het Avondmaal van Anth. v. Montfoort gez. Blokland uit
de St. Janskapel is waarschijnlijk
hetzelfde, dat nu op het Raadhuis
berust. Uit het schip der kerk zijn
de zeer geschonden afbeelding van
het beleg in 1418 en een triptiek
uit Scorel’s school met portretten
van leden der familie Stoop (bij
Dr. Th. Stoop te Dordrecht) be-
waard gebleven. De familiegroep
der Beveren’s, uit de St. Elisabeths-
kapel, was nog tot ver in de 18de
eeuw bij de familie Pompe van
Meerdervoort. Uit welke kerk of ka-
pel de Blijenburgtriptiek, bij Th.
baron Collot d’Escury te Oostvoor-
ne, afkomstig is, is mij onbekend.
Bij de restauratie der Groote
Kerk zijn een aantal muurschil-
deringen aan het licht gekomen;
geen dezer was echter van zulk
een hoedanigheid, dat men van
een belangrijke middeleeuwsche
Dordsche school spreken mag.
Het eenige kostbare over-
blijfsel van den tijd vóór de hervor-
ming, vormen Jan Terwen’s be-
roemde koorbanken van 1538-1541
het meesterwerk van den vaardigen
beeldsnijder en fijnen stylist. Eens,
in 1661, liepen de banken gevaar Gevels in de Heymanssuysstraat.
om verwijderd te worden.
De overige kerkversieringen dateeren van later tijd, het orgel (1671) en een aantal
afsluitingshekken voor de kapellen (het belangrijkste: dat der Meerdervoortskapel) uit
de 17de eeuw, het koorhek (1744), het avondmaalsgoud (1738) de preekstoel (1756) en het
ranke stucwerk onder het orgel uit de 18de eeuw. Behalve de vele stylistisch merkwaardige
grafzerken bezit de kerk geen gedenkteekens van groote kunstwaarde.
De restauratie der kerk, aangevangen in 1903, brengt het gebouw geleidelijk in
89
Besnijdenis door Frans(?) Grabbe en het tabernakel van Joris den Beeldsnijder, uit de kapel
van den Zoeten Naam Jesu, het gesneden altaarstuk van Jan Terwen uit de St. Elisabeths-
kapel zijn verloren geraakt. Uit laatstgenoemde kapel stammen misschien de altaarluiken
met voorstellingen uit het leven der Heilige en van den Grooten vloed, in het bezit der firma
Goudstikker te Amsterdam. Het Avondmaal van Anth. v. Montfoort gez. Blokland uit
de St. Janskapel is waarschijnlijk
hetzelfde, dat nu op het Raadhuis
berust. Uit het schip der kerk zijn
de zeer geschonden afbeelding van
het beleg in 1418 en een triptiek
uit Scorel’s school met portretten
van leden der familie Stoop (bij
Dr. Th. Stoop te Dordrecht) be-
waard gebleven. De familiegroep
der Beveren’s, uit de St. Elisabeths-
kapel, was nog tot ver in de 18de
eeuw bij de familie Pompe van
Meerdervoort. Uit welke kerk of ka-
pel de Blijenburgtriptiek, bij Th.
baron Collot d’Escury te Oostvoor-
ne, afkomstig is, is mij onbekend.
Bij de restauratie der Groote
Kerk zijn een aantal muurschil-
deringen aan het licht gekomen;
geen dezer was echter van zulk
een hoedanigheid, dat men van
een belangrijke middeleeuwsche
Dordsche school spreken mag.
Het eenige kostbare over-
blijfsel van den tijd vóór de hervor-
ming, vormen Jan Terwen’s be-
roemde koorbanken van 1538-1541
het meesterwerk van den vaardigen
beeldsnijder en fijnen stylist. Eens,
in 1661, liepen de banken gevaar Gevels in de Heymanssuysstraat.
om verwijderd te worden.
De overige kerkversieringen dateeren van later tijd, het orgel (1671) en een aantal
afsluitingshekken voor de kapellen (het belangrijkste: dat der Meerdervoortskapel) uit
de 17de eeuw, het koorhek (1744), het avondmaalsgoud (1738) de preekstoel (1756) en het
ranke stucwerk onder het orgel uit de 18de eeuw. Behalve de vele stylistisch merkwaardige
grafzerken bezit de kerk geen gedenkteekens van groote kunstwaarde.
De restauratie der kerk, aangevangen in 1903, brengt het gebouw geleidelijk in