194
DE MEESTER VAN HET STERFBED VAN MARIA
Dit werk, dat onder een tamelijk dikke bruine saus was verborgen, is vroeger ook
door mij steeds stiefmoederlijk behandeld. Het heeft lang in de oude Gotische kamer in
het Museum op het Hoogeland op een richel gestaan en ik herinner mij, dat Mr. Muller
er altijd van zeide: „Wij hebben helaas slechts de kopie over. Het eigenlijke stuk van waarde,
dat zeker ook uit Utrecht kwam, is, zonder dat ik het heb kunnen verhoeden in de ver-
Afb. XIII. ,,De Visitatie” (Ned. Mus. Amsterdam).
zameling Oppenheim te Keulen beland.” Het werk, dat hier bedoeld werd, was in 1902 op
een tentoonstelling te Düsseldorf te zien, uit het bezit van wijlen den Heer Oppenheim te
Keulen (zie Afb. IV).
Wij hebben evenwel door dit eenmaal gewekte vooroordeel aan het Utrechtsch stuk
te weinig aandacht geschonken, zooals dit wel eens gaat, als er tegen dingen, die men voor
’t grijpen heeft, een soort van traditie wordt geschapen, die men dan zonder controle aan-
vaardt.
Door een toeval ben ik er toe gekomen kort geleden het Utrechtsche stuk, dat in-
middels is schoongemaakt, nauwkeurig te onderzoeken en ik meen nu goed te doen er hier
twee uitnemende reproducties van te geven, die mij een zeer uitvoerige beschrijving be-
sparen. Bij gelegenheid van dit nieuwe onderzoek moest ik natuurlijk ook de foto van het
DE MEESTER VAN HET STERFBED VAN MARIA
Dit werk, dat onder een tamelijk dikke bruine saus was verborgen, is vroeger ook
door mij steeds stiefmoederlijk behandeld. Het heeft lang in de oude Gotische kamer in
het Museum op het Hoogeland op een richel gestaan en ik herinner mij, dat Mr. Muller
er altijd van zeide: „Wij hebben helaas slechts de kopie over. Het eigenlijke stuk van waarde,
dat zeker ook uit Utrecht kwam, is, zonder dat ik het heb kunnen verhoeden in de ver-
Afb. XIII. ,,De Visitatie” (Ned. Mus. Amsterdam).
zameling Oppenheim te Keulen beland.” Het werk, dat hier bedoeld werd, was in 1902 op
een tentoonstelling te Düsseldorf te zien, uit het bezit van wijlen den Heer Oppenheim te
Keulen (zie Afb. IV).
Wij hebben evenwel door dit eenmaal gewekte vooroordeel aan het Utrechtsch stuk
te weinig aandacht geschonken, zooals dit wel eens gaat, als er tegen dingen, die men voor
’t grijpen heeft, een soort van traditie wordt geschapen, die men dan zonder controle aan-
vaardt.
Door een toeval ben ik er toe gekomen kort geleden het Utrechtsche stuk, dat in-
middels is schoongemaakt, nauwkeurig te onderzoeken en ik meen nu goed te doen er hier
twee uitnemende reproducties van te geven, die mij een zeer uitvoerige beschrijving be-
sparen. Bij gelegenheid van dit nieuwe onderzoek moest ik natuurlijk ook de foto van het