Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 5.1925

DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: Aanteekeningen over handschriften met miniaturen, [3]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.25881#0225

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
AANTEEKENINGEN OVER HANDSCHRIFTEN MET MINIATUREN

213

h

schap nog aantoonen bij een beschouwing van de verdere versiering. Daar de Canonplaat
ontbreekt, zijn de gehistorieerde letters daarvoor nu het belangrijkst. Reeds dadelijk onder-
scheidt men daarbij het werk van verschillende meesters.

De eerste letter, aan het begin van het Temporale (fol. 7), zooals gewoonlijk voor-
stellend Koning David in gebed voor het altaar (Afb. 1), vertoont sterke, goed verdeelde
kleuren en een krachtige plastiek in de teekening, vooral bij het behandelen van het kleed.
Verreweg het grootste aandeel heeft de meester, die deze letter versierde, aan de decoratie
van het handschrift gehad. Het fraaist is zonder twijfel de letter op fol. 198, voorstellend
het Duivenoffer (Afb. 2), waarbij het wit van de kleederen der priesters op zoo merkwaardige
wijze samenstemt met het blauw van het overkleed van Maria, de gele voering, het rood
van het onderkleed en van de windselen van het Kind op het altaar en het rood van de letter
zelf. Zeer fraai is ook de Apos-
tel op fol. 252, met zijn kloeke
houding, en de combinatie van
kleuren bij de miniatuur met de
Triniteit op fol. 152. Verder zijn
van deze hand nog de letters op
fol. 19VO, 108, 119, 128, 153,

204, 216, 218, 249V0.

De uitvoering van deze
letters herinnert aan het werk
van den hoofdmeester van de
groote Bijbels in Den Haag en
Brussel. Het is dezelfde manier
om de kleuren te schikken en
de figuren op te stellen; de val
der plooien, het laten sleepen
van het kleed over den grond,
de gewoonte om een stuk van de

voering te laten zien bij een opwippenden rand, het hoogen der plooien met lichte kleu-
ren, enkele bijzonderheden als de voorkeur voor tegelvloeren en een baksteenen muurtje
(fol. 218), dat alles vindt men in de Bijbels terug. Wellicht zijn de letters in het Zwolsche
missale dus een werk van den hoofdmeester van den Haagschen Bijbel, toen hij nog jonger
was. Ook het missale te Haaren is nauw verwant en men zou het aan denzelfden meester
kunnen toeschrijven. Alleen is in dit laatste handschrift de Canonplaat het voornaamste.
Daarbij is de uitbeelding nog sterker plastisch in de behandeling der plooien; de stof valt
zwaarder en de vormen zijn scherper begrensd. Bij den knielenden David aan het begin
van het Temporale te Haaren is de overeenkomst grooter. —

Een tweeden meester herkent men terstond door het somberder aspect der miniaturen;
zijn kleuren zijn soms wel sterk, maar meestal eenigszins troebel; ook de teekening is minder
zeker. Toch hebben enkele van zijn letters een zekere bekoring, als de Kraamkamer van
Maria (fol. ióvo). Van dezen meester is verder de Geboorte van Maria (fol. 234) en waar-

tmn
mam
meöio
rfpü

tut tei 11011101 mnirns mier

Afb. 2. Missale te Zwolle, fol. 198.
 
Annotationen