Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 5.1925

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.25881#0249

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
128

VOORHISTORISCHE EN ROMEINSCHE OUDHEDEN

Assen naar Groningen en de weg van Noordlaren en Appelbergen te zamen komen *).
Bij het onderzoek bleek, dat de heuvel in den allerlaatsten tijd was opgehoogd en verder
in twee perioden opgeworpen, zoodat de aarde van de jongste periode den heuvel uit den
oudsten tijd als een klok overdekte.

Tegen het einde van den jongeren steentijd of het begin van het bronzen tijdperk
is op dit terrein een ronde plek gronds, met een doorsnee van ongeveer 16 M., gereinigd,
vlak gemaakt en met een dunne laag van wit zand bestrooid. In het midden van die plek
werd een voorname doode, zonder twijfel het hoofd van een stam bijgezet met eenige
voorwerpen en sieraden. Rondom den grafkuil werd toen in een wijden cirkel, van ongeveer
12 M. doorsnee, een krans geplaatst van 54 palen, die met vuur waren aangekooid. Dit
alles was omgeven door een tweeden krans van liggende balken met een doorsnee van on-
geveer 16 M. Tusschen deze beide kransen waren, met een tusschenruimte van ongeveer
2 M., enkele groote opstaande posten opgesteld. Over het geheel was schoon zand gestort,
zoodat de krans van liggende balken den heuvel aan zijn voet omsloot en de palen en op-
stekende posten boven het zand uitstaken. Men kan vermoeden, dat de palen onderling
verbonden waren door een wand en gedekt door een dak, terwijl de posten wijgeschenken
droegen, maar zekerheid heeft men daaromtrent niet.

Later, in den tijd van overgang tusschen den ouderen en den jongeren bronstijd,
heeft men het monument, dat toen geheel vervallen was, wederom als grafplaats ingericht.
Boven in den heuvel werden de overblijfselen van een verbranden doode bijgezet en men
verhoogde den heuvel door er zoden op te stapelen. Wederom in later tijd heeft men urnen
in den heuvel begraven, gevuld met overblijfselen van lijkbrand. Eindelijk is in de 19de
eeuw de heuvel opgehoogd tot een uitkijkpost.

DE BRONSTIJD.

V.

Tegen het einde van den jongeren steentijd komt in -

zich uitstrekt van de Dnjepr tot Noord-Frankrijk, de zede o=_T

te begraven, maar het lichaam eerst in het vuur tot asch te v -

hangt dit gebruik samen met nieuwe opvattingen over de ver! = o

03

lichaam en over het voortbestaan van de ziel na den dood; waa -
de verbranding van het lichaam de ziel te bevrijden uit het s]E"

ZZ O)

Van het gebied, waar dit gebruik het eerst wordt aax -

O

CO

O

1) A. E. van Giffen, Verslag van het Museum van Oudheden ’
41—57, en Praehistorische Zeitschrift XV (1924), blz. 52—61. — Ook di
zorg uitgevoerd en gepubliceerd.

c

o

In 1925 heeft Dr. van Giffen een graf uit den laten steentijd c
ten noorden van Oosterwolde, gem. Stellingwer f—O o s t e i n d
Courant van 3 Oct. 1925.

co

o

>

CD

2) M. Ebert, Praehistorische Zeitschrift XIII—XIV (1922), bl



O

* o
O

E

ü
 
Annotationen