234 HEILIGE TAFEREELEN.
tienflukken voor u: want alzo [preekt de Heer de God van Israël; zie, ik
zal het koningkrijk uit de hand van Salomon fcheuren, en u tien [lammen
geven. Maar een fiam (namentlijk Juda, onder welken Benjamin om de za-
menwoninge was begrepen) zal voor hem zyn, om myn knegt David, en
Jerujalem myn verkorenft ad. Daarom dat zy my verlaten, en zig hebben ne-
der gebogen voor Ajchtoreth, Chamofch , en Milcom, de goden van Sidon,
Adoab enAmmon; en in myne wegen niet hebben gewandelt, om regt in
myne ogen, en myne inzettingen en myne regten te doen, gelyk zyn vader
David. Dog ik zal het koningkryk hem niet uit de hand nemen, maar hem al
zyn leven laten regeren ,om David'mynen knegt, den onderhouder van myne
geboden en inzettingen. Maar ik zal het koningkryk uit de hand van zijn
zoon nemen, en u tienftammen daar van geven. En aan zijn zoon zal ik énen
ftam geven, op dat myn knegt David sallen dagen een lamp voor myn
aangezigt in Jerujalem, mijn verkoren ftad, hebbe, om myn naam
daar te ftellen. En dan zal ik u nemen, en gij zult regeren over al dat
uwe ziel zal begeren, en gij zult koning ovcr'IJrael wezen. En indien
gij doet, gelijk mijn knegt David heest gedaan, zal ik met u zijn, en u
een bejlendig huis bouwen. En ik zal hier om het zaad van David vernede-
ren , dog met altijt. Met het Hot van die rede werd Juda in Salomons erf-
nakomelingen,denonweg opgaande,de elende van in-en uit-landsche oor-
logen voorspelt: het zij men de geilheid den toom viere, of op heidensche
outers smoke, of het onnoozele ofterkind in het vuur van den bloedgod Mo-
loch hoore kermen; of dat het volk, in ilavernij vervoert, het juk van Aiïur
voele en den Chaldéén diene. Ook, dat de Vorst Messias, opDavids troon,
koning over het huis Jacobs in eeuwigheid zoude wezen. Bij al den luister
van Salomon, zo groot als de zon nooit in een sterss ijk menseh bescheen, is
zijne zonde niet verzwegen: tot een waarschuwing, om geen schuld van
heilige majesteitsehennis te begaan, en het verderf te ontvlieden. Want het
afgodendom ismeteen vooroordeel en een dommen ijver voor zijnen gods-
dienst ingenomen, zonder den zeiven aan de reden, het ingeschapen ligt, te
toetsen: heel anders als de mensehen, die den waren en redelijken godsdienst
omhelzen. Hoe luidden voorheen de gulde spreuken van 's wijzen konings
eigen mond, om de jonge mansehap van vuilen wellust af te manen! Och,
hang uw zieltog niet aan vreemde vrouwen, onbekende vleifters ƒ De schoon-
heidis ijdelheid, en de bevalligheid bedrog. De lippen van vreemde vrou-
wen vloeien van honigdrop, en haar gehemelte is gladder dan olï: maar ha-
re voeten dalen naar de dood, en haare treden houden de hel vaft. De onzinni-
ge jongeling , dien hij zag, ging zulk eene na, gelijk een os agter den
ilagter, tot dat de pijl zijn lever doorsnê. De vreemde vrouwen zijn ad-
ders , die eerst naar het hart, en dan naar de ziel steken.
HET
tienflukken voor u: want alzo [preekt de Heer de God van Israël; zie, ik
zal het koningkrijk uit de hand van Salomon fcheuren, en u tien [lammen
geven. Maar een fiam (namentlijk Juda, onder welken Benjamin om de za-
menwoninge was begrepen) zal voor hem zyn, om myn knegt David, en
Jerujalem myn verkorenft ad. Daarom dat zy my verlaten, en zig hebben ne-
der gebogen voor Ajchtoreth, Chamofch , en Milcom, de goden van Sidon,
Adoab enAmmon; en in myne wegen niet hebben gewandelt, om regt in
myne ogen, en myne inzettingen en myne regten te doen, gelyk zyn vader
David. Dog ik zal het koningkryk hem niet uit de hand nemen, maar hem al
zyn leven laten regeren ,om David'mynen knegt, den onderhouder van myne
geboden en inzettingen. Maar ik zal het koningkryk uit de hand van zijn
zoon nemen, en u tienftammen daar van geven. En aan zijn zoon zal ik énen
ftam geven, op dat myn knegt David sallen dagen een lamp voor myn
aangezigt in Jerujalem, mijn verkoren ftad, hebbe, om myn naam
daar te ftellen. En dan zal ik u nemen, en gij zult regeren over al dat
uwe ziel zal begeren, en gij zult koning ovcr'IJrael wezen. En indien
gij doet, gelijk mijn knegt David heest gedaan, zal ik met u zijn, en u
een bejlendig huis bouwen. En ik zal hier om het zaad van David vernede-
ren , dog met altijt. Met het Hot van die rede werd Juda in Salomons erf-
nakomelingen,denonweg opgaande,de elende van in-en uit-landsche oor-
logen voorspelt: het zij men de geilheid den toom viere, of op heidensche
outers smoke, of het onnoozele ofterkind in het vuur van den bloedgod Mo-
loch hoore kermen; of dat het volk, in ilavernij vervoert, het juk van Aiïur
voele en den Chaldéén diene. Ook, dat de Vorst Messias, opDavids troon,
koning over het huis Jacobs in eeuwigheid zoude wezen. Bij al den luister
van Salomon, zo groot als de zon nooit in een sterss ijk menseh bescheen, is
zijne zonde niet verzwegen: tot een waarschuwing, om geen schuld van
heilige majesteitsehennis te begaan, en het verderf te ontvlieden. Want het
afgodendom ismeteen vooroordeel en een dommen ijver voor zijnen gods-
dienst ingenomen, zonder den zeiven aan de reden, het ingeschapen ligt, te
toetsen: heel anders als de mensehen, die den waren en redelijken godsdienst
omhelzen. Hoe luidden voorheen de gulde spreuken van 's wijzen konings
eigen mond, om de jonge mansehap van vuilen wellust af te manen! Och,
hang uw zieltog niet aan vreemde vrouwen, onbekende vleifters ƒ De schoon-
heidis ijdelheid, en de bevalligheid bedrog. De lippen van vreemde vrou-
wen vloeien van honigdrop, en haar gehemelte is gladder dan olï: maar ha-
re voeten dalen naar de dood, en haare treden houden de hel vaft. De onzinni-
ge jongeling , dien hij zag, ging zulk eene na, gelijk een os agter den
ilagter, tot dat de pijl zijn lever doorsnê. De vreemde vrouwen zijn ad-
ders , die eerst naar het hart, en dan naar de ziel steken.
HET