Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Hoet, Gerard [Editor]; Picart, Bernard [Editor]; Houbraken, Arnold [Editor]
Taferelen Der Voornaamste Geschiedenissen Van Het Oude En Nieuwe Testament, En Andere Boeken, Bij De Heilige Schrift Gevoegt: Door De Vermaarde Kunstenaars Hoet, Houbraken en Picart Getekent, En Van De Beste Meesters In Koper Gesneden, En Met Beschrijvingen Uitgebreid (Band 2) — Den Haag, 1728

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.15342#0140
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
HEILIGE TAFEREELEN. 235


HET III. TAFEREEL.
Ods wil word door gebieden en verbieden uitge-
drukt : en schoon alle menschen van die onafhang-
kelijke Majesteit afhangen,nograns is zijn volk op een
bijzondere wijze aan zijn gebod en verbod verpligt,
en allermeest zijne dienstknegten, die tot gezanten
uitgekoren, de ontfangen Godspraak bestipt heb-
ben op te volgen, om den Allerhoogsten niet te ver-
toornen , en een wigtig wee op hunnen hals te halen,
gelijk aan een Man Gods geschiedde. Wanneer Jerobeam de klem van de re-
gering , als koning over tien stammen van Israél, in zijn vuist had, vreesde
hij in zijn hart, dat het koningkrijk zig, door de oeffening van s volks gods-
dienst te Jerusalem, met verlies van zijn leven, mogte worden ontwron-
gen , en tot het huis van David wederkeren. Om dan zulx voor te komen 3
maakte hij twee goude kalveren, en zette het één te Bethel, het ander
te Dan. Hij bouwde ook kerken der hoogten, en altaren, en stelde prie-
sters aan uit de hef van het graauw, en offerde zelf. Waarom hij met die
vlak is gebrandmerkt, dat hij zondigde, en Ifraël dede zondigen. Als
nu Jerobeam op den altaar te Bethel bezig Was met rooken, quam 'er een
Man Gods, door het woord des Heeren uit Juda, om die booze zonde te
bestraffen, roepende tegens over den altaar, uit last des Heeren, alzo
zegtdeHeere; Altaar, altaar, het huis van David zal een zoon met
naam Jofia geboren worden, die de rookpriejlers der hoogten op u zal osse-
ren, en mcnfchenbeenderen verbranden. Hij gaf ook een wonderteken op dien
zeiven dag, zeggende; dit is het van het welke de Heer heeft gefproken;
zie, de altaar zal gefcheurt, en de afeh zal'er asgeflort worden. Op die re-
de strekte de koning zijne hand van den altaar uit zeggende; grijpt hem*
en zijne hand verdorde, dat hij die niet naar zig konde halen: en de altaar
scheurde, en de asïche stortte neder. Toen zeide de koning tot den Man
Gods; bid den lieer e God voor'mi], dat mijne hand her fielt worde: en de
Man Gods bad, en de hand werd als te voren. De koning nodigde den Man
Gods ten éten, met belofte van een schenkaadje. Maar dees antwoordde,
al gaast gij mij de helst van uw huis, ik ga met u niet mé, nogte drinke in deze
plaats; want zo heest de Heer mij geboden > en ook den weg niet weder te gaan
dien ik ben gekomen. En hij ging voort een anderen weg heen, t)e zoon
van een oud propheet te Bethel vertelde zijn vader, watdeMari Gods daar
had gedaan. Als de oude man zijn weg wist, reed hij op zijn ezel hem na,
en vond hem onder een eik zitten, en vraagde hem, Zyt gij de Man Gods uit
Juda ? Hij antwoordde, ik ben 't. De Oude zeide, koom met mij naar huis 3
en eet brood. De Man Gods weigerde het, om het woord des Heeren. De
Oude zeide, ik ben ook een propheet gelijk gij, een engel heest door het woord
des Heeren tot my gezegt, breng hem weder met u in im huis, dat hy brood
éte, en water drinke: maar hij loog tegens hem. Daar op keerde de
Nnn 2 Man
 
Annotationen