Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Van den Branden, Frans Jozef Peter
Geschiedenis der Antwerpsche schilderschool — Antwerpen, 1883

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.20670#0258

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
246

Oranje vermoord

Pand was zoo zeer verloopen, dat men de vroegere tentoon-
stellers moest teruglokken, met de belofte van gedurende twee
jaren geen marktgeld te moeten betalen. 1

De kunst kwijnde ook volslagen, bij gebrek aan onder-
steuning. De Antwerpsche regeering nochtans behandelde onze
schilders in verre na niet stiefmoederlijk. Hoe dringend zij ook
behoefte had aan geld om de onvermijdelijke oorlogskosten te
bestrijden, toch ontsloeg zij, op verzoek der Sint Lucasgilde,
alle schilderijen in olie- of waterverve van den vijfden penning,
welke toen geheven werd op alle uitgaande koopmanschap-
pen. Maar het belette niet, dat velen onzer kunstenaars
de moed ontbrak om het palet te bereiden voor gewrochten,
die toch onverkocht op den ezel bleven pronken. Er waren
zelfs verscheidene vrijmeesters, die « mits den quaden tijt
vertrocken » en er gloorde in de sombere toekomst geen enkel
sprankeitje hoop op beterschap !

De gewichtige gebeurtenissen volgden eikander snel op.
Nauwelijks was de Hertog van Alencon verdreven, of de
Prins van Parrna sloeg zijne beruchte schipbrug over onze
Schelde en sneed ons zoo alle gemeenschap af met het overige
der wereld. Terwijl wij aldus in het nauw waren gebracht,
viel Oranje, die ons redden moest, door den kogel van den
koninklijken muichelmoorder. Frans Francken had vroeger
den Prins naar het leven gemaald. Daar de Zwijger den va der-
lande nu zoo snood ontnomen was, kocht de Stad, voor 40
ponden, « het conterfeytsel van Sijne Excellencie hooger me-
moriën, » om in hare Staten-Kamer te worden tentoongesteld.
In de stad zelve bracht de verpletterende tijding van 's Prinsen

1 Request der stad Antwerpen, 1582-83, fol. 209,218 v°, 260 v° en. 1583-84, fal. 249,
 
Annotationen