Wederkomst van Coberger te Antwerpen
beien geroofd, terwijl zijne zwangere vrouw in angst bij haren
schoonvader was gevlucht. Het Magistraat besliste op 1 Maart,
dat de betichte den volgenden morgend, ten tien uren, in het
collegie, tegenover zijnen aanklager zou gehoord worden, en
Leunis moet wezentlijk onplichtig zijn geweest, aangezien het
geding geen verder gevolg had.
Ondertusschen bereidde Jan Sneüinck, voor het uitge-
sneden deel der schilderij, een ander stuk doek, dat men
naar Rome stuurde, om het door Wenzel Coberger te laten
bijschilderen. In plaats van dit werk in Italië te verrichten,
kwam Meester Wenzel, op 1 September 1601, in zijne geboor-
testad terug. Daar herstelde hij, voor i5o gulden, zijn
tafereel; maar nimmer vergat men het boosaardig feit
der kunstschennis, dat gelukkiglijk slechts éénmaal is gepleegd
geworden binnen Antwerpen.
Nu dacht Coberger er niet meer aan zijne geboorte-
stad nog te verlaten. Op i5 Februari 1602 verkocht hij
er aan zijnen gewezen meester Marten de Vos een paar
renten, welke hij erfde « van zijne moeder, Catelijne Rams,
weduwe wijlen Wenssels Coopberger. » Onze schilder had
voor huisvrouw Suzanna Franckart, die hem eenige kinderen
schonk; doch geen dezer werd voor de kunst opgeleid. Alhoe-
wel Coberger reeds in 1601 terug te Antwerpen was, liet
hij zich toch maar eerst op het einde van 1604 bij onze
Sint Lucasgilde als vrijmeester aanteekenen. Van dan af
schilderde hij in luttel tijds voor onze stad twee voorname
tafereelen. De paters Kapucienen bestelden hem een altaar-
stuk : Christus op den Schoot zijner Moeder. 2 Voor
1 Zie de Rekening der Gilde van den Jongen Handboog en de Requést- -Vonnis- en
Collegiale aktenboeken der stad Antwerpen.
- Deze altaarsehilderij staat nu ih de Onze-Lieve-Vrouwenkapei der Sint Andries-
kerk van Antwerpen.
beien geroofd, terwijl zijne zwangere vrouw in angst bij haren
schoonvader was gevlucht. Het Magistraat besliste op 1 Maart,
dat de betichte den volgenden morgend, ten tien uren, in het
collegie, tegenover zijnen aanklager zou gehoord worden, en
Leunis moet wezentlijk onplichtig zijn geweest, aangezien het
geding geen verder gevolg had.
Ondertusschen bereidde Jan Sneüinck, voor het uitge-
sneden deel der schilderij, een ander stuk doek, dat men
naar Rome stuurde, om het door Wenzel Coberger te laten
bijschilderen. In plaats van dit werk in Italië te verrichten,
kwam Meester Wenzel, op 1 September 1601, in zijne geboor-
testad terug. Daar herstelde hij, voor i5o gulden, zijn
tafereel; maar nimmer vergat men het boosaardig feit
der kunstschennis, dat gelukkiglijk slechts éénmaal is gepleegd
geworden binnen Antwerpen.
Nu dacht Coberger er niet meer aan zijne geboorte-
stad nog te verlaten. Op i5 Februari 1602 verkocht hij
er aan zijnen gewezen meester Marten de Vos een paar
renten, welke hij erfde « van zijne moeder, Catelijne Rams,
weduwe wijlen Wenssels Coopberger. » Onze schilder had
voor huisvrouw Suzanna Franckart, die hem eenige kinderen
schonk; doch geen dezer werd voor de kunst opgeleid. Alhoe-
wel Coberger reeds in 1601 terug te Antwerpen was, liet
hij zich toch maar eerst op het einde van 1604 bij onze
Sint Lucasgilde als vrijmeester aanteekenen. Van dan af
schilderde hij in luttel tijds voor onze stad twee voorname
tafereelen. De paters Kapucienen bestelden hem een altaar-
stuk : Christus op den Schoot zijner Moeder. 2 Voor
1 Zie de Rekening der Gilde van den Jongen Handboog en de Requést- -Vonnis- en
Collegiale aktenboeken der stad Antwerpen.
- Deze altaarsehilderij staat nu ih de Onze-Lieve-Vrouwenkapei der Sint Andries-
kerk van Antwerpen.