Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Verslagen der rijksverzamelingen van geschiedenis en kunst — 14.1891

DOI Heft:
Verslag van den directeur van het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.57677#0066
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
VERSLAG VAN DEN DIRECTEUR VAN HET RIJKSMUSEUM
VAN OUDHEDEN TE LEIDEN.

Het personeel. Na mijne benoeming, ingaande den lsten Juli
1891, moest er in de opengevallen betrekking van Conservator
worden voorzien. Reeds had mijn ambtsvoorganger er op gewezen,
dat met het oog op de zich steeds uitbreidende wetenschap, het
wenschelijk ware dat de betrekking van Conservator over verschil-
lende personen zou worden verdeeld. Mijne voorstellen daaromtrent
vonden bij heeren Curatoren en bij de Regeering ingang , en uit
de zich inmiddels aangemeld hebbende personen , werden met in-
gang van 1 Maart 1892 benoemd de heeren P. A. A. Boeser en
H. J. de Dompierre de Chaufepié , beiden doctoren in de letteren
aan de Leidsche Hoogeschool. De heer Boeser had zich reeds ge-
ruimen tijd met de studie van Koptische manuscripten bezig ge-
houden en heeft dien arbeid sinds voortgezet, terwijl de heer
Chaufepié, in het laatste jaar werkzaam aan het Kon. Kab. van
penningen en gesneden steenen te ’s Gravenhage, zich bezig hield
met het nauwkeuriger determineeren der gesneden steenen en
afgietsels alhier en met de voorwerpen uit de verzameling Papen-
broek ; beiden vervullen hunne taak getrouw en met kennis.
Het overige personeel, de Amanuensis, de Custos en de beide
Hulpcustoden , de steendrukker en zijn helper, hij die met het
herstellen der voorwerpen belast is , de photograaf en de timmer-
man bewezen de van hen gevraagde diensten.
Toestand van, het gebouw. Het gebouw bleef in denzelfden toe-
stand , doch inmiddels werden de plannen van verbouwing reeds
in het vorige jaar ontworpen, nauwkeurig nagegaan en aan de
Regeering voorgelegd. Hoezeer de verandering ook ten bate van
het Museum zou geweest zijn . en althans eenigen tijd in de drin-
gende behoefte zou zijn te gemoet gekomen, zoo waren de ver-
eischte kosten zoo hoog , dat de Regeering van deze verandering
meende te moeten afzien. Ik moet berusten in de verklaring, dat
wellicht spoedig door eene overplaatsing naar het gebouw van het
 
Annotationen