Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Verslagen der rijksverzamelingen van geschiedenis en kunst — 18.1895

DOI Heft:
Rijksmuseum te Amsterdam
DOI Artikel:
D. Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.61632#0039
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
D. Nederlanclscli Museum voor Gescliieclenis en Kunst.

Dit jaarverslag, het eerste van mijne hand,. wil ik niet aan-
vangen dan nadat ik een woord gewijd lieb aan de nagedachtenis
van inijn ambtsvoorganger den lieer David van der Kellen Jr.
die op 9 September 1895 na eene kortstondige ziekte overleed.
Ik gevoel daartoe behoefte nit dankbaarheid wegens de mij
betoonde vriendschap gedurende de jaren van samenwerking en
nie erkenning van de werkelijk groote Verdiensten van dezen
man, die zooveel deed voor de opwekking van den kunstzin hier
te lande. Zijn leven vormt als bet wäre een stuk van de ge-
schiedenis van het Nederlandsch Museum tot welks ontwikkeling
hij veel heeft bijgedragen.
De heer van der Kellen geboren 2 Januari 1827 te Utrecht
werd in eene kunstomgeving opgevoed. Zijn vader, de welbe-
kende stempelsnijder bij ’s Rijks Munt, David van der Kellen
paarde aan zijn onmiskenbaar talent eene groote bewondering
voor de voortbrengselen onzer oude kunst en dat in een tijd
toen de oogen van slechts weinigen daarvoor geopend waren.
Hij was hartstochtelijk in het nasporen van goede, oude kunst
en wist zieh niet voortbrengselen daarvan te omringen. Van
deze met moeite en dikwijls met opoffering verworven schatten
genoot hij zooals alleen een Heihebber in staat is te ge-
nießen en hij wist die liefde ook aan anderen mede te deelen.
Wat natuurlijker dan dat hij zijne hinderen zoodra zij daartoe
neiging betoonden in de kunst onderwees en hen deelgenoot
deed worden van hetgeen hem tot eene dagelijksche vreugde was.
Drie der zoons volgden het voetspoor van den vader, de oudste,
David, mijn ambtsvoorganger, Philip, de welbekende Directeur
van ’s Rijks Prentenkabinet over wiens groote begaafdheden en
kennis op het gebied der oude kunst het hier de plaats niet is
nit te wijden en Jan de behende verzamelaar en hunstkooper en
talentvolle plaatsnijder.
David, de oudste zoon, betoonde groote neiging voor de
schilderkunst; zijne eerste opleiding ontving hij te Utrecht,
daarna te Amsterdam onder J. A. Kruseman en hij voltooide
zijne Studien te Dusseldorp. In 1850 vestigde hij zieh te
 
Annotationen