Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 8.1907

DOI Heft:
Nr. 3-4
DOI Artikel:
Hoefer, Frederic Adolph: Nederlandsche Meubelen
DOI Artikel:
Beets, Nicolaas: De rangschikking der teekeningenverzameling in het Amsterdamsch prentenkabinet
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17414#0155
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
149

werk off andersints na de groote van den predickstoell in de oude kerck
tot Aernem, mits dat ick het werck sall veerdig leveren in de tijt van tien
weecken na den dag van aennahming na goede meestersprijs en eisch van
't werck waervoor de gemeente mij heeft belooft op aenstaende Kersmis
te betalen 400 Caroli gl. segge vierhondert Caroli gl. met een Rosenobel.
Signatum Zevenaar den 21 Julij a° 1659.

Hendrijck Wijtvelt."

Het tweede is de verrekening en komt als post voor in de kerkrekening
van 1659 aldus:

»Aen Hendrick Witvelt betaelt den predickstoel ad 400 gl. hol. een
rosenobel .... 411.—"

De orgelkast heeft tot opschrift: »Conradus Ruprecht mefecit Anno 1697".

F. A. HOEFER.

De rangschikking der teekeningenverzameling in het Amster-
damsen prentenkabinet.

In de laatste aflevering (Bnd III Hft 2) van het Duitsche tijdschrift
Mnse/imskwide geeft de direkteur van het Amsterdamsch Prentenkabinet,
de heer Moes, verslag van een belangrijke proef door hem genomen met
het oog op de ordening zijner verzameling.

In vroeger eeuwen, toen men de prentkunst wat al te uitsluitend om
haar reproductieve waarde schatte, werden de verzamelingen meest naar
de ontwerpers der voorstellingen geordend. Tegenwoordig brengt men alle
prenten van een graveur, ook die hij naar anderer compositie sneed, bij
elkaar. Na een scheiding volgens nationaliteiten doet men dan de graveurs
elkaar met hun werk in alphabetische orde opvolgen.

Zoo is nu de schikking wel in bijna alle prentverzamelingen, ook in
het Amsterdamsche. Het bezwaar van deze alphabetische schikking is
echter dat in een zelfde portefeuille het werk van een onzer tijdgenooten
onmiddellijk zal volgen op dat van een kunstenaar der i6e eeuw, met
wien hij niet anders dan de beginletters van zijn naam gemeen heeft. Een
overzicht over wat er aan prenten van een zekeren tijd voorhanden is,
blijft zoo onmogelijk en de aandacht van den liefhebber wordt door al te
gioote sprongen afgeleid. Men heeft getracht daaraan tegemoet te komen
door de graveurs van een zelfde eeuw of van dezelfde halve- of kwart-
eeuw saam te brengen. De heer Moes wijst er echter terecht op dat deze
samenvoeging dan alleen redelijk zoude zijn, wanneer de eeuwen of halve
eeuwen telkens door een eigen kunstwijze gekenmerkt waren. En dit is
niet het geval. Noch de jaren 1500, 1600, 1700, noch 1550, 1650, 1750
waren keerpunten in de geschiedenis der prentkunst.

Voor het overzicht over de ontwikkeling dier kunst is de streng door-
gevoerde chronologische rangschikking de meest wenschelijke. De heer
Moes heeft echter, voordat hij die zeer omvangrijke verandering, waarbij
 
Annotationen