Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Oficieele berichten
DOI Artikel:
Bilderbeek, W. H. van: De Staatsbegrooting voor 1919: H. T. v. B
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0024
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
en zal de berechting opgedragen moeten worden aan eenen internationalen of aan eenen
nationalen rechter?

12. Behoort, voor het geval er over de uitlegging of de toepassing van de
nieuwe verdragsbepalingen geschil ontstaat, de oplossing door arbritage of door eene
commissie van onderzoek te worden verplichtend gesteld ?

13. Volgens welke algemeene beginselen zouden de onder 1 genoemde tractaats-
bepalingen verbeterd moeten worden of andere maatregelen getroffen worden, voor het
geval de onder 4—12 genoemde maatregelen geene verwezenlijking zouden blijken te
kunnen vinden?

DE STAATSBEGROOTING VOOR 1919.

Bij de behandeling van de Staatsbegrooting in de Tweede Kamer constateerde de
heer Kleerekooper dat naast de vele economische vraagstukken ook de geestelijke ont-
wikkeling van het volk recht heeft een oogenblik in de Volksvertegenwoordiging een
onderwerp van bespreking uit te maken. Spreker wees erop dat blijkbaar ook bij het
nieuwe Departement de overtuiging bestaat, dat op dit gebied voor de Rijksoverheid een
taak is weggelegd en sprak de hoop uit, dat zich allengs onder alle groepen in ons volk
de overtuiging baan zal breken, dat voor de ontwikkeling van dat volk overheids-
bemoeiing met de kunst niet alleen geoorloofd, maar ook noodzakelijk is. De heer van
Beresteyn sloot zich hierbij aan en gaf uiting aan zijn waardeering voor wat de Minister
reeds deed. Vervolgens werd door de heeren Kleerekoper, van Wijnbergen, van Ravesteyn,
Schouten, Kolthek en Schokking gedebatteerd over de vraag, Wat al dan niet goede
kunst is en welke kunst al dan niet door de overheid dient te worden gesteund
(Handelingen, p. 1018—1029).

I. MUSEA.

Bij de besprekingen in de Tweede Kamer memoreerde de heer van Beresteyn de
schenkingen die de musea in de laatste jaren mochten ontvangen van den heer en
mevrouw Drucker, de familie Loudon, den heer Voute, den heer Kessler, mevrouw Rosé
en den heer Pape. Met groote instemming ontving de Kamer de mededeeling van den
Minister, dat de heer en mevrouw Drucker andermaal een geschenk, bestaande uit
schilderijen en andere kunstvoorwerpen, hebben toegezegd, terwijl wijlen de heer van
Bilderbeek te Dordrecht zijn woning met schilderijen en andere kunstvoorwerpen, getaxeerd
op een waarde van ongeveer drie en een halve ton, met een kapitaal — vooralsnog belast
met vruchtgebruik — van ƒ100.000, aan het Rijk heeft gelegateerd.

Restauratie van Schilderijen.

In het Voorl. Verslag wordt de wensch uitgesproken dat de Regeering haar zorg
zou uitbreiden tot te restaureeren schilderijen; een commissie van advies zou hier zeer
nuttig werk kunnen verrichten. Anderzijds werd betoogd, dat dit behoort bij de directeuren

14
 
Annotationen