Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Oficieele berichten
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0023

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
onttrokken worden, b.v. ook bij wijze van représaille? Zoo ja, op welke wijze heeft de
intrekking dan te geschieden?

6. Indien de onder 5 bedoelde onschendbaarheid van bepaalde bouwwerken
(monumenten) in bijzondere gevallen op bezwaren stuit, b.v. wegens het zeer groote en
bijeenliggende aantal der te beschermen bouwwerken (monumenten), waardoor feitelijk
eene verdedigde stad onbeschietbaar zoude worden, en wanneer toch het belang der
geheele wereld bij het behoud der betrokken stad zóó groot zoude zijn, dat men zich
niet zoude wenschen te beperken tot het op den legger brengen van slechts eenige
harer bouwwerken (monumenten), is het dan mogelijk de weinige steden, waarom
het hier gaat, b.v. Brugge, Florence, Neurenberg, Oxford, de cité van Parijs, Rome,
Rothenburg, Venetië, in haar geheel gemeenschappelijk te demilitairiseeren en onschend-
baar te maken (neutraliseeren), op gelijke voorwaarden als bedoeld onder 5 ? Mag de
onschendbaarheid van zoodanige «vrijheid” éénzijdig worden opgeheven op de wijze als
bedoeld onder 6?

7. Moet de onschendbaarheid van bouwwerken (monumenten) of geheele steden
(5 en 6), afgezien van hare eventueele éénzijdige opheffing, absoluut voorgeschreven
worden, of behoort zij met het oog op de eischen der militaire techniek — zeer vèrdragend
geschut met onzekere trefkans, beschieting uit vliegtuigen, enz. — beperkt te worden tot
het «zooveel de militaire techniek toelaat?”

8. Is de onschendbaarheid van bouwwerken (monumenten) of geheele steden
(5 en 6) mogelijk zonder een door beide partijen te vertrouwen toezicht? Is zoodanig
toezicht te verwezenlijken, zoo het niet aan onzijdigen is opgedragen? Zoo neen, is dan
ook hier reeds in vredestijd voorbereiding mogelijk, b.v. door het aanleggen van lijsten
van betrouwbare personen, die zich beschikbaar stellen en die wellicht te beëedigen
zouden zijn voor hunne internationale taak?

9. Behooren voor de zeer talrijke kunstwerken, niet bedoeld onder 5 en 6 en
wier bescherming dus uitsluitend zoude geregeld zijn door de onder 1 bedoelde tractaats-
bepalingen, nog bijzondere voorzieningen getroffen te worden door wijziging dier
bepalingen? Zijn daarbij in het bijzonder ook voorschriften gewenscht voor de bescherming
van kunstwerken ook tijdens het doortrekken of bezetten van vijandelijk gebied? Is
daarbij ook een onderscheidingsteeken van te voren vast te stellen en is dit te beschouwen
als conditio sine qua non voor de onschendbaarheid ?

10. Is den «invasor” en den «occupant” ook positieve zorg voor de kunstwerken
tot plicht te stellen, met name ook wat betreft het treffen van tijdelijke voorziening bij
toegebrachte oorlogsschade? Moet de zorg voor gebouwen daarbij beperkt worden tot
maatregelen tot behoud en moet elke verdergaande restauratie uitdrukkelijk worden
uitgesloten? Behoort den invasor en den occupant de plicht te worden opgelegd om alle
maatregelen der territoriale overheden in het belang van de bescherming van kunstwerken,
zooveel mogelijk te bevorderen?

11. Is eene bijzondere strafsanctie op de overtreding der te maken regelen gewenscht

13
 
Annotationen