Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 2]
DOI Artikel:
Ingezonden
DOI Artikel:
Verslagen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0097

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
wil wijden, a priori liefde en neiging tot dit vak en dus ook aanleg daarvoor, d. w. z.
kunstgevoel. Wie geen muziekalen aanleg heeft, gaat niet aan muziek doen en wie geen
visueelen aanleg heeft, niet aan de beeldende kunst. Aan de hoogeschool kan alleen kennis
worden bijgebracht, smaak alleen worden ontwikkeld, niet gedoceerd. Wie aan het einde
zijner academische studies examen aflegt, kan alleen getoetst worden op het terrein der
kennis, niet van den smaak. Men kan iemand geen wetenschappelijk diploma weigeren
op grond van gebleken gebrek aan smaak.

De doctor of doctorandus, die van de noodige kennis heeft blijk gegeven, doch
gedurende zijn proeftijd toont, niet de noodige museale eigenschappen te bezitten moet
eenvoudig naar een anderen werkkring omzien. Voor den persoon zelf is dit niet, of
meer of minder erg, dan een dergelijk geval voor den literator, die blijkt de gave tot
deceeren, of voor den doctor in de staatswetenschappen, die blijkt de noodige diplomatieke
eigenschappen te missen. In ieder vak zijn er afgestudeerden, die, trots hun voldoende
vakkennis, toch de noodzakelijke eigenschappen voor de praktische uitoefening van hun
beroep ten eenenmale missen. Zooals voor hen allen, is dit ook voor den kunsthistoricus
eene teleurstelling, voor de musea is het evenwel geen verlies, indien hij een anderen
werkkring zoekt, desnoods dien van pillendraaier of schoenlapper. C. H. d. G.

□ VERSLAGEN. □

15de Jaarverslag der Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventaris
en eene beschrijving van de Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst
(1 Jan 1917—15 Mei 1918). — De lokalen aan de Statenlaan, waar het bureau der
Commissie sedert 1907 gevestigd was, werden 1 Maart 1918 tijdelijk verplaatst naar het
Binnenhof, boven de bureaux van den Raad van State. De hervorming van den dienst
der monumenten, waarbij het bureau der Commissie met dat voor de restauratie der
monumenten werd vereenigd, kwam tot stand. De verzameling photographieën van monu-
menten verkreeg eene belangrijke uitbreiding en telt thans 3222 negatieven en4514photo’s. De
voorloopige lijst der monumenten in de provincie Gelderland verscheen in Jan. 1918 bij
den uitgever A. Oosthoek te Utrecht, de voorloopige lijsten van Noord-Holland en
Friesland zijn in bewerking, terwijl ook met de beschrijving der Maastrichtsche monumenten
en die der provincie Utrecht begonnen werd.

Door het lid den heer C. H. Peters werd de Commissie medegedeeld, dat door hem
in bewerking was eene beschrijving der monumenten in de provincie Groningen en dat hij
bereid was zijn werk voor den druk gereed te maken, indien, ter bestrijding der kosten
van photographische opnamen, opmetingen enz. hem een subsidie van ƒ600 in vooruitzicht
kon worden gesteld. Nu dit bedrag gelukkig is toegestaan, kan binnen enkele jaren eene
belangrijke studie over de Groningsche bouwkunst te gemoet gezien worden. De voor-
naamste verdere bemoeiingen der Commissie in het belang van het behoud van oude
gebouwen betroffen: in- en uitwendige herstellingen aan gebouwen te Alkmaar, Bergen

87
 
Annotationen