Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 1]
DOI Artikel:
Boekaankondiging
DOI Artikel:
Verslagen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0053

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
»van in den regel twee jaren behoort vooraf te gaan. In dien tijd is het mogelijk, de
»persoonlijke geschiktheid, het kunstgevoel, den smaak en het talent van den aspirant te
«toetsen en bovendien de eigenschappen van persoonlijken aard, die in het museumleven
«zulk een groote rol spelen: ijver voor de zaak, gevoel voor orde, stiptheid, stoelvastheid,
«geschikt tot omgang met het publiek, tot samenwerking met chefs, ambtgenooten en

«ondergeschikten te leeren beoordeelen. Evenmin als ieder jong-gepromoveerde in

«het Staats- en Internationaal recht geschikt is voor de diplomatieke loopbaan, is ieder
«jeugdig historicus, die de hoogeschool met een cum laude verlaat, reeds geschikt voor
«den museumdienst. Al deze belangrijke imponderabilia, die bij een examen niet tot
«hun recht komen, zullen bij de stage den doorslag kunnen geven.”

Hoe de heer P. Buschmann tegen zulke ondubbelzinnige woorden in durft beweren:
«ieder jongmensch wordt geacht voor het baantje in aanmerking te kunnen komen, mits
«hij de noodige dosis feiten en data in zijn hoofd weet te houden en een proefschrift
«weet aaneen te stooten, waarvoor ook het saaiste onderwerp geschikt is, mits het volgens
«de wetenschappelijke voorschriften worde gecuisineerd”, is mij een raadsel.

C. H. d. G.

D VERSLAGEN. o

Aan het verslag van den Oudheidkundigen Dienst in Nederlandsch-Indië over
het eerste kwartaal van 1918 wordt het volgende ontleend.

Overeenkomstig den wensch van den Gouverneur-Generaal werden opnieuw
pogingen in het werk gesteld om den grafsteen van Gouverneur-Generaal Carel Reyniersz,
die zich op de begraafplaats van het particuliere land Koepang bij Soerabaja bevindt,
naar Batavia te doen overbrengen, waar dit historische stuk, zoo de pogingen slagen,
een plaats zal krijgen op het voorerf der Portugeesche Buitenkerk. Er bestaan plannen
om laatstgenoemd gebouw te restaureeren; daar geen der ambtenaren van den Oudheid-
kundigen Dienst op het oogenblik beschikbaar is, zal waarschijnlijk gebruik worden
gemaakt van de belangeloos aangeboden diensten van een bekwaam bouwkundige te Batavia.

Van den chef van de afdeeling Havenwerken werd bericht ontvangen, dat de
zoogenaamde Uitkijk in de benedenstad van Batavia, van geenerlei nut meer zijnde en
in staat van verval verkeerende, voor afbraak in aanmerking kwam, tenzij uit een historisch
oogpunt op de instandhouding werd prijs gesteld. Daar de Uitkijk een der kenmerkende
gezichten van de oude stad en ook in historisch opzicht een niet onbelangrijk bouwwerk
is (het onderstuk is het oude stadsbolwerk Middelburg), werd krachtig op behoud
aangedrongen.

De Resident van Ternate deed meededeeling, dat hij de fortjes Tolokko of
Hollandia (ca. 1610), Kajoe Merah of Kalomata (ca. 1608), Kota Djandi (vermoedelijk
de redoute San Pedro Paolo, ca. 1540) en Castella of Gamaloma had laten schoonmaken.

43
 
Annotationen