Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 4]
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Jaarverslag van den Secratris
DOI Artikel:
Verslag van den Nederlandschen Klokken- en Orgelraad over het jaar 1918
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0159

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
zette hij daar de problemen uiteen, die bij den herbouw van zijn geteisterde land een
oplossing wachten!

En hiermede is het belangrijkste over het verloopen jaar gememoreerd. Eén op-
merking veroorlooft zich ten slotte de verslaggever.

In de 20 jaren van zijn bestaan heeft de Bond een goed stuk van het vóór hem
braak liggende gebied ontgonnen of ertoe medegewerkt, dat gedeelten ervan aan anderen,
bijzonder hiervoor aangewezen lichamen, in exploitatie werden gegeven. Zoo heeft de
Bond beginselen voor de restauratie van oude monumenten opgesteld — en is er thans een
Rijksmonumentenzorg; zoo verscheen er een Bondsbrochure over de wettelijke monumenten-
bescherming — en staan wij thans dicht voor een Rijksmonumentenwet; zoo kwam namens
den Bond een boek over beheer en inrichting onzer musea uit — en werkt thans een
Rijkscommissie van advies inzake het museumwezen. Op al deze terreinen is dus voor den
Bond weinig werk meer te verrichten. Wel zal hij er zijn belangstelling en zorg niet aan
moeten onttrekken en meermalen gelegenheid hebben daarvan te doen blijken, wèl zijn er
nog een paar Bondscommissies diligent, maar toch mag hier wel de vraag worden gesteld:
wordt het niet tijd dat de Bond zijn krachten wijdt, ook aan andere terreinen van het
uitgebreide gebied der oudheidkunde?

De secretaris
E. J. HASLINGHUIS.

VERSLAG VAN DEN NEDERLANDSCHEN KLOKKEN- EN ORGELRAAD
OVER HET JAAR 1918. (Uittreksel).

Ter voldoening aan art. 16 van het Reglement van den Klokken- en Orgelraad
heeft he.t bestuur de eer het volgende onder Uwe aandacht te brengen.

Reeds in de eerste dagen van Januari 1918 kwam de Raad voor eene moeilijke
beslissing te staan. De moeilijkheid bestond in eene motie, op de algemeene vergadering
van 12 Januari 1918 ingediend door Mr. A. Loosjes, met de strekking, aan het ver-
strekken der geldelijke toelage de voorwaarde te verbinden, dat de Raad zich bij het
uitbrengen van adviezen op klokkenspelgebied zou onthouden van het voorstaan van deze
of gene meening.

Door de aanwezige Raadsleden werd deze motie bestreden en aangetoond, dat de
zelfstandigheid van den Raad en diens uit te brengen advies op ernstige wijze in gevaar
werd gebracht. De besprekingen hadden eindelijk dit tot gevolg, dat de motie-Loosjes
niet in stemming kwam en dat — en dit was voor ons van het meeste gewicht — onze
Raad zich zou losmaken van den Bond en zich geheel zelfstandig zou ontwikkelen.

Onder deze omstandigheden was het wenschelijk van den gegeven wenk gebruik
te maken. Dit gaf onzen voorzitter aanleiding de meeste bepalingen van onze wet en ons
huishoudelijk reglement om te werken en het aldus mogelijk te maken, dat de daarvoor
benoodigde stukken gereed kwamen voor opzending naar het Departement van Justitie.

149
 
Annotationen