Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 4]
DOI Artikel:
Verslag van den Nederlandschen Klokken- en Orgelraad over het jaar 1918
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0160

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Ter voldoening aan art. 11 der statuten, was het noodzakelijk voor de statutenwijziging
vooraf de vereischte goedkeuring van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond te
vragen, welke ons 28 Augustus 1918 verstrekt werd. Terstond werd nu de Koninklijke
bewilliging gevraagd en verkregen.

De zelfstandigheid van den Raad en van diens uit te brengen advies is aldus op
moeizame wijze verkregen en vormt als nu een der belangrijkste aangelegenheden van
het tweede vereenigingsjaar.

Er zijn echter nog andere, gewichtiger questies te vermelden, met name de ver-
meerdering van werkzaamheden tengevolge van toenemende aanvragen, waarvan hierna
zal blijken, en tengevolge van door de Regeering genomen distributie-maatregelen.

Reeds langen tijd werd de orgelbouwnijverheid zeer bemoeilijkt in het verkrijgen
der grondstoffen, t.w. van leer en van metalen, met name tin en zink. In de behoefte
van schapenleer werd, zij het ook op zeer onvoldoende, doch overigens alleszins te loven
wijze, voorzien door den Bond van Nederlandsche Orgelbouwers en had men zich
vooreerst met de aanwezige metaalvoorraden kunnen behelpen. Doch in den loop van
het jaar waren deze zoo gering, dat de regeering ingreep en een Rijkskantoor voor tin,
lood en zink meende te moeten oprichten. In het belang der orgelbouwnijverheid bood
de Raad zijne diensten aan en werden voorzitter en waarnemend secretaris uitgenoodigd
18 Mei bij den Directeur van het Rijkskantoor v. T. L. &. Z. te komen, in welk
onderhoud onzen Raad werd opgedragen bemiddelaar te zijn tusschen dit kantoor en den
orgelbouwer. De Raad zou te onderzoeken hebben, of de aanvrage van tin gewettigd
was, van geval tot geval na te gaan, de bestaande voorraden te controleeren en ter
voorkoming van fraude te onderzoeken of de ontvangen hoeveelheden werkelijk voor
het aangevraagde doel werden verwerkt, in te plaatsen of reeds geplaatste orgels.

Begrijpelijkerwijze heeft deze bemiddeling ontzaglijk veel tijd en moeite gevorderd,
en daarom is het destemeer te betreuren, dat de getroffen maatregelen en alle moeiten
vrijwel tevergeefsch zijn geweest. Voor slechts enkele firma’s hebben wij kunnen bereiken,
dat hun grondstoffen zijn verstrekt. Gelukkig zijn de omstandigheden gunstiger geworden,
en werd het Rijkskantoor v. T. L. en Z. in den loop van dit jaar opgeheven. Te verwachten
is, dat de aanvoer en verdeeling van tin, zink en lood weder als vanouds plaats zal
kunnen hebben.

De door den Raad gemaakte onkosten zijn bestreden uit een door 16 firma’s
gestort bedrag van ƒ2.— elk, en hebben de kas van den Raad in geenen deele bezwaard.
Verantwoording van de ontvangen en uitgegeven gelden zal geschieden aan den Bond
van Nederlandsche Orgelbouwers.

Hier ter plaatse zij een woord van dank gebracht aan de leden, die zich beschikbaar
hadden gesteld om het Dagelijksch Bestuur van dienst te zijn.

Wat betreft de studie van het gietmengsel en de gietstof der Hemonyklokken,
waaromtrent in het vorig verslag mededeelingen zijn gedaan, dit onderzoek is weinig
gevorderd door gebrek aan hulpmiddelen. De door onzen Voorzitter en door

150
 
Annotationen