Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 12.1919

DOI Heft:
[Nr. 4]
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: De algemeene vergadering te Nijmegen
DOI Artikel:
Openingsrede
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19838#0152

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
gelezen hebben, behoeven daarover geen nader vertoog in deze regelen; nog minder de
kleinere kring van hen, die de mondelinge toelichtingen van onzen Nijmeegschen gids
mochten hooren. Raakten we ’s morgens op den duur wat verstrooid, ook omdat enkele
groepen de musea-Kam en -Mariendaal rustig wenschten te bezoeken, in den namiddag, na een
»Geldersche koffie-tafel”, die haar naam alleen in zoover met recht droeg, dat we aan tafels
zaten en koffie te drinken kregen (wat er mèèr was, schreef ik gaarne aan het adjectief toe, als
ik dit niet juist noodig had om de gezellige gastvrijheid, die hier heerschte, te kenschetsen) —
in den 'namiddag dan schaarden wij ons allen rond den heer Weve, om diens buitengewoon
belangwekkende uiteenzetting van een stuk bouwgeschiedenis van het Valkhof te genieten.
Moge onze kundige gids de verschijning van zijn studie over dit eerbiedwaardig bouwwerk
niet lang meer vertraagd zien!

Een zeer geanimeerd feestmaal besloot dezen 26 Juni.

Hadden wij dien dag een paleis en een kapel in den geest herbouwd, den volgenden
morgen kregen wij in de Heilig-Landstichting te zien-en-tasten, hoe men schoonheid van
ander tijd en ander streek met groote toewijding tracht te hermaken. En zoo wij wellicht
geneigd waren aan die geestelijke boven deze stoffelijke reconstructie verre de voorkeur te
geven, vergeten mochten wij niet, dat ook deze laatste geestelijke belangen wil dienen,
om welke te wegen wij, oudheidkundigen, niet waren gekomen.

De secretaris
E. J. HASLINGHUIS.

OPENINGSREDE i) VAN DEN VOORZITTER PROF. WILLEM VAN DER PLUIJM,
GEHOUDEN OP DE ALGEMEENE VERGADERING TE NIJMEGEN.

Het zij mij vergund U het welkom toe te roepen in de stad Nijmegen waar wij
kunnen genieten van de bouw- en andere kunsten, die het verleden ons naliet of het
heden ons schonk.

Maar niet het «genieten” zonder meer vragen wij. De mensch heeft niet genoeg
alleen aan de ontroering, die hij ondergaat van het schoone; hij wil dat schoone zelve
beleven en dus dieper omvatten, opdat het geestelijke wordingsproces tot zijn bewustzijn
doordringt. Voor ons toch is een kunstobject niet een opzichzelf staande verschijning, maar
het moment eener eindelooze reeks van mogelijkheden, waarin de kunst zich uitleeft.
Zoo wordt dan een bouwwerk een deel van het bouwend begrip, gelijk een beeldhouw-
werk of schilderij een deel van het beeldend begrip der tijden wordt, waarin telkens
het schoone van een andere zijde belicht, als een schitterende kristal zijn talrijke facetten
doet flonkeren. Zoo kunnen we genieten van datgene wat kunstenaars ons nalieten, al
weten wij, dat het verleden in zijn volle glorie niet kan bestaan, omdat wij in het heden
leven, waarin het vroegere stervend ppgaat. Maar zijn het niet juist dikwijls die hiaten

1) Verkort overzicht.

142
 
Annotationen