Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 3.1923

DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Bouwgeschiedenis de St. Nicolaaskerk te Utrecht
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19960#0012
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
6

BOUWGESCHIEDENIS DER ST. NICOLAASKERK TE UTRECHT.

BOUWGESCHIEDENIS DER ST. NICOLAASKERK TE UTRECHT.

Aan het zuideinde der stad Utrecht, tusschen Oude gracht en Nieuwstraat en
onmiddellijk ten Westen van het voormalig St. Agnietenklooster, strekt zich in
langgerekten vorm de „Klaaskerk” uit. De oppervlakkig kijkende voorbijganger merkt
van haar niet veel meer op dan haar zwaar met klimop begroeiden westmuur,
waarboven hij een lagen en een hoogeren toren ontwaart, en haar door spitsboog-
vensters doorbroken, met contreforten versterkten noordmuur, waarnaast de kosters-
woning nog juist toelaat iets van het koor te zien. Als hij eenig inzicht heeft in stijl,
herkent hij in de torens zeker wel Romaansche vormen en concludeert, niet ten
onrechte, hier te doen te hebben met een vroeg-middeleeuwsche kerk, welke in veel
later tijd verbouwd en vergroot werd. Wie den tijd en den lust heeft het gebouw
binnen te treden, zal weldra het vermoeden voelen opkomen, dat het, behalve het
westelijk deel met de torens, nog wel meer deelen van de Romaansche kerk bevat.
En wie, als schrijver van dit artikel, de gelegenheid had het monument aan een
opzettelijk onderzoek te onderwerpen, zal de neiging bespeuren zijn verzamelde
gegevens te ordenen tot eene bouwgeschiedenis en .... hiervan ook anderen kennis
te laten nemen. Hetwelk bij dezen. De spreuk, die vroeger boven het zuidportaal
onzer kerk stond:

Wat ic gaf es mi gebleven; dat ic hielt heft mi begheven
moge ook op deze wijs haar observantie vinden.

Wat de studie der St. Nicolaaskerk bovendien bijzonder belangwekkend
maakte, was het zoeken naar de beantwoording der vraag, hoe de oorspronkelijke
overdekking van het middenschip is geweest, waarbij zich een boeiend probleem
voordeed, gelijk wij straks zullen zien.

Over de oudste perioden van de geschiedenis dezer kerk ontbreken schriftelijke
gegevens bijna volstrekt; wij weten slechts, dat in 1204 het kerspel van St. Nicolaas
bestond, en dat in 1250 de elect Hendrik verklaart de kerk met haar prebenden te
hebben geschonken aan de Duitsche orde om door haar geestelijken te worden bediend.
Over de 15e en 16e eeuw, althans van 1427 tot 1587, kon ik gebruik maken van de
kerkrekeningen; deze zijn deels (1427—’72) onuitgegeven, deels gedrukt en openbaar
gemaakt door Dodt van Flensburg in het 6e deel van zijn Geschiedkundig archief,
blz. 321 v.v.

Het tegenwoordige gebouw heeft den vorm eener hallenkerk en bestaat uit
drie, welhaast even hooge en even breede, schepen van vier traveeën (hoogte van
het middenschip 12.80 M., van de zijschepen 11.50 M., gemeten tot aan de sluit-
steenen; breedte resp. 6.60 M. en 5.70 M. a 6 M., gemeten binnen de muren '),
waarvan drie overkluisd door laat-gothische ribgewelven; een dwarspand, welks
diepte (12.50 M.) twee gewelfvakken vertegenwoordigt en waarvan de westelijke

!) De lengte van het geheele gebouw is binnenwerks 62.30 M., buitenwerks 64.10 M.; zonder
het koor 48.50 M.
 
Annotationen