Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 4.1924

DOI Artikel:
Byvanck, Alexander W.: De Archaelogogie in Nederland, 1899-1924
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.25358#0131

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
DE ARCHAEOLOGIE IN NEDERLAND, 1899-1924

119

DE ARCHAEOLOGIE IN NEDERLAND, 1899—1924.

De belangstelling voor de zichtbare overblijfselen van het verleden is in Nederland
eerst sedert betrekkelijk korten tijd meer algemeen geworden. De oprichting van den Neder-
landschen Oudheidkundigen Bond was daarvan indertijd een symptoom en gedurende de
laatste vijf en twintig jaren is deze belangstelling nog steeds toegenomen.

Daarbij heeft ook de archaeologie haar deel gekregen. Dankbaar willen wij dat
thans herdenken. Alleen was dit deel wellicht kleiner dan aan de archaeologie toekwam,
en zonder twijfel zou bij nauwer samenwerking van alle aanwezige krachten nog meer
zijn bereikt. Maar daarvan behoeven wij nu niet te spreken. Thans past een feestelijke
toon en wij willen vooral den nadruk leggen op de resultaten van het werk in de laatste
vijf en twintig jaren.

Intusschen moeten wij ons beperken. Slechts met een enkel woord kunnen wij herin-
neren aan de onderzoekingen van Dr. C. W. Vollgraff te Argos en op Ithaka, aan het enthou-
siasme van Mr. A. Goekoop voor de opgravingen in Griekenland, aan de zorg van Dr.
H. M. R. Leopold voor de belangen der Nederlandsche archaeologen te Rome, aan den
arbeid van Dr. J. Ph. Vogel in Britsch-Indië, aan het zoo belangrijk archaeologisch onder-
zoek in onze Oost, aan de Deensch-Nederlandsche archaeologische expeditie naar de An-
tillen, om alleen het voornaamste te noemen.

Evenmin kunnen wij uitvoerig spreken over het werk van den Heer C. W. Lunsingh
Scheurleer en zijn uitgelezen verzameling van Grieksche kunstnijverheid, die welhaast
een wereldnaam heeft verkregen. Binnenkort zullen wij zoo gelukkig wezen deze verzame-
ling, tezamen met de collectie Egyptische kunstwerken van Freiherr von Bissing, in een
eigen gebouw algemeen toegankelijk te zien gesteld.

Wij kunnen hier ook alleen de namen noemen van enkele vereenigingen, die hun
belangstelling over archaeologische zaken uitstrekken, de Stichting voor archaeologie, de
Katakombenstichting voor de studie der Christelijke archaeologie, het Oostersch Genoot-
schap dat reeds opgravingen in het Oosten voorbereidt, de Vereeniging van vrienden der
Aziatische kunst met haar wellicht wat al te eenzijdig aesthetische belangstelling. Later
zal er nog gelegenheid zijn om te spreken over de Nederlandsche anthropologische ver-
eeniging met haar Fonds voor opgravingen in Nederland, over het Nederlandsch nationaal
bureau voor anthropologie en over de verschillende provinciale en plaatselijke vereeni-
gingen, die elk op hun eigen gebied de archaeologische belangen behartigen.

Slechts met een enkel woord willen wij gewag maken van het nieuwe Academisch
Statuut, in werking getreden op 19 September 1921; door dit nieuwe Statuut is immers
eerst een volledige archaeologische studie mogelijk geworden. Ook wordt thans aan vijf
onzer Universiteiten archaeologie gedoceerd, maar Utrecht en Groningen moeten het te
zamen stellen met één lector, te Amsterdam is de archaeologie gekoppeld aan de kunst-
geschiedenis, te Nijmegen aan het Latijn, te Leiden aan de oude geschiedenis, alleen is
daar nog een lector voor de vaderlandsche archaeologie. Aan geen onzer Universiteiten
 
Annotationen