Rembrandt; Bredius, Abraham: Rembrandt schilderijen (Utrecht, 1935)

OVERZICHT VAN DEN INHOUD

I. PORTRETTEN i: ZELFPORTRETTEN 1 — 62. <Zie vetd:r 134, m, :;9, :43, :n, :$z,

:93,n6, 23;, 236,419, 433, 436,460, 334, 349, ;;;)

II. PORTRETTEN 2: REMBRANDT'S FAMILIE

a) Rembrandt's moeder 63—71. (Zie verder 53;, ;;;)

b) Rembrandt's vader 72—82. (Zie verder ^40, ^69, 4M, 428, ;;8, 606)

c) Rembrandt's zuster 83—91, 93, 100. <Zie ^erder 318. 544)

d) Saskia 92—94, 96—99, IOI, 109. (Zie verder 30, 386, 387, 464, 467—469, 474, 47;, 492, 494, 49;,
!°i, i°7. H3>

e) Hendrickje Stoffels IIO—118. (Zie verder 366—368, 372—379, 436, 437, ;:6—;:X, 52:, ;66, ;6/,
i7°, 57i>

f) TitUSII9—127. (Zieverder 289, 292, 293, 29;, 296, 306,3:1, 326, 416, 479, 480, 5:9. — Zg.vroutv

g) Rembrandt's broeder 128—131.

III. PORTRETTEN 3: MANNEN 132 — 327. (Zie verder 4:, 78, 80, 82, 12;, 434)

IV. PORTRETTEN 4: VROUWEN 328—402. (Zieverder:o9>

V. GROEPEN 403—418.

:28, 132, :33, :34, 14:, :69, :78, 179, 180, :8;, 206—21:, 2:9, 220, 224, 233, 235, 236, 238, 239, 240, 2;;,

236,260, 267,269, 272, 27;, 279, 282, 283,294, 30:, 306—3:0, 3:6, 3:8, 3:9, 324, 3;:, 332, 333, 339, 36:,

366,367, 368,377,378, 38^—387,408—4:6, ;o6, ;i8, 333)

VII. LANDSCHAPPEN EN DIEREN 439—4)9* (Zie verder 473, 496, ;o;, ;:2, ;:6, 339, 362)

VIII. GESCHIEDENIS — MYTHOLOGIE — ALLEGORIEN 460—48^. (zie verder 1:7, 434>
IX. OUDE TESTAMENT 4S6—33^* (Zie verder 244, 372, 4:6)

X. NIEUWE TESTAMENT 33a—600. (Zie verder afdeeiing XI en 39, 73, 366, 397, 439, 442)

XI. BIJBELSGHE FIGUREN 601—630. (Zie verder 39, 69, :79, 244, 30:, 302—30;, 306—309, 397, 430,

431,438,49°, 49i,iiS,;27, 342, i9i>

/n de fwee eerrte ^/deeiirrger: (porlretren) ii<:ar: de nMWwen, die tMiidten rfaan, op arttiere trtaar

o?)2ei irtzier:! ter: ^eeie or:;M::te yortreticieKfi^cctiei. De opggce Mr: ^eze rrMmwer: I?ee/? ten ^oei, iri; Iret gei*r:<iA
2<ar: OM^ere iroe^er: over Rern&rgr::?t Iret zoe^er: var: ^e d/ireei^inger: ir: <?if wer^ fe cergemd^eiii^en.