Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Berichten over Nederlandsche Musea
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0040
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
32

Nijmegen, Adolf Blomhert 1869, p. 165 en vlg. en «Ouellen zur Geschichte
der Feuerwaffen, herausgegeben vom Germanischen Museums, Leipzig,
F. A. Brockhaus 1877, plaat B IV).

De andere aanwinst voor onze oude artillerie is eveneens een
loodbus; aan deze ontbreekt de haak, zij werd later verwijderd en ver-
vangen door een ring met pivot, waardoor het stuk het karakter heeft
gekregen van een handkanon, waarvan men zich vermoedelijk op de
wallen bediende. Op plaat VII van bovengenoemd werk van F. H. W.
Cuypers vinden wij een dergelijk stuk afgebeeld.

Volgens het oude achterlaadsysteem, met door een spie opge-
sloten sluitstuk, waren twee kleine zoogenaamde vogelaars, uit het einde
der i5eeeuw, in de Heeswijksche verzameling aanwezig. Aangezien de
sluitstukken aan beiden ontbraken en het museum oen dergelijk com-
pleet kanon bezit, werden zij niet aangekocht. (Zij deden f 260.)

Een woord over de wijze waarop deze stukken gesmeed zijn.
De kleine loodbussen waren, zooals wij gezien hebben, uit een plaat,
om een kern gesmeed en gelast. De bedoelde vogelaars (die van het
museum is 0.97 M. lang en is van een kaliber van 10 cM.) bestaan uit
ijzeren staven, gekuipt en gecercleerd gelijk een ton. De staven zijn
aan elkaar geweld, zoodat bij een gaaf stuk de naden nauwelijks zicht-
baar zijn; — bij een zwaar verroest en half vergaan stuk, in het neder-
landsch museum, komt deze makelij zeer duidelijk uit. De loop kreeg
dan ook den naam van kuip en de staven werden duigen genoemd (Cuypers,
artillerie p. 203). Een derde manier van smeden valt op te merken bij de
groote bombarde, eveneens in het Nederlandsen museum, dagteekenende
uit de 14° eeuw. Hier heeft men een lange ijzeren staaf in een spiraal
om een kern gesmeed en aaneen geweld. Het weerstands vermogen
van de aldus verkregen wanden moet gering geweest zijn. Het stuk
werd echter vermoedelijk gebruikt om met schroot te schieten, wellicht
om een mand met steenen uit te werpen welke de geheele kuip van
het stuk opvulde. De kruitkamer, welke veel dikkere wanden heeft, had
alleen de naar buiten werkende kracht van het kruit te weerstaan.
Bij een stuk van geheel dezelfde vorm, eveneens uit de 14° eeuw, in
het arsenaal te Venetië, komt dit nog sterker uit. Het stuk is geheel
van touw en leder vervaardigd, alleen de kruitkamer is van binnen met
plaatijzer bekleed.

De groote slangen met losse kruitkamers, waarvan men zich op
houten affuiten bediende, zooals onze verzameling er te zien geeft, zijn
eveneens gekuipt en gecercleerd, slechts twee er van zijn van gegoten
ijzer. Uit archiefstukken weten wij, dat het gieten, ook van bronzen
geschut al zeer spoedig, zeker reeds in het begin der 15e eeuw, door
klokkengieters ten uitvoer is gebracht. Waar echter zoovele kunst-
werken in brons, in tijden van nood versmolten zijn, is het niet te ver-
wonderen, dat afgedankt bronzen geschut voor den smeltkroes was aan-
 
Annotationen