Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI issue:
Nr. 4
DOI article:
Mauritshuis
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0131
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
121

Sober van kleur, zooals Frans Hals altijd is, doch niet zoo mat-
zwartachtig als soms in zijne portretstukken van grootere afmeting, is dit
juweeltje onder zijne kleinere portretten, nog rijper en krachtiger dan
't mansportretje dat 't Mauritshuis reeds van hem bezat. Het is gemerkt
»F. H.«

In de tweede plaats verdienen vermelding de beide Weenixen,
vader en zoon. Van den ouderen Jan Baptist Weenix is er eene voor-
stelling van het Italiaansch landleven met fraaie figuurgroepen. Deze
laatste herinneren sterk aan Jan Steen, terwijl het landschap volstrekt
niet gemaniëreerd is. Jan Baptist, die reeds op 18-jarigen leeftijd 't
huwelijksbootje instapte, had volgens Houbraken een onweerstaanbaren
lust om Italië te bezoeken, 't geen hem eerst door zijne moeder, later
ook door zijne vrouw verhinderd werd. Na eene heimelijke poging tot
vluchten (hij werd door de vrienden zijner vrouw in Rotterdam opge-
pikt) vertrok hij dan toch eindelijk, zooals 't heette voor 4 maanden
naar Rome, alwaar zijn bijnaam in »de Roomsche bent« de Ratel was
(wegens een spraakgebrek).

De 4 maanden werden 4 jaar en hoewel hij volop werk had, eerst
bij kardinaal Pamfilio en later bij Paus Innocentius X, werd zijn ver-
langen naar vrouw en kind te groot en reisde hij weer heimelijk naar
't vaderland terug, waar hij zich vestigde op 't oud adelijk Huys ter
Mey, twee uren boven Utrecht bij het dorp de Haar.

Hier schilderde hij dan ook bovengenoemd stuk, luidens de in-
scriptie in den rechter benedenhoek: »Gio Battista Weenix, A 1655
iom/2od. Op het huys ter Mey«. Het stuk is op cederhouten paneel,
hoog 0,683, breed .0.875. Hij bezocht Italië van 1641 tot 1645. 't Is
dus wel eigenaardig dat hij tien jaren later nog studiestof genoeg had
om die in 't vaderland te verwerken.

Van den zoon Jan Weenix is »dood wild«, een haas, patrijzen
en jachtgerij, een meesterstuk van lijnschildering, scherp gezien en toch
niet rammelend, Het is op doek h. 1.153, b. 0.922.

Een belangrijk stuk is een man met guitaar, van Pieter Symonsz.
Potter, eikenh., h. 0.492, b. 0.383. Van dezen meester, die alles schil-
derde, historie, genre, landschap, maar vooral stilleven, bezit het museum
te Berlijn een «vanitas«, 't Rijksmuseum een stilleven, terwijl 't Maurits-
huis een onbeduidend landschap van hem bezit. Het is een aardig klein
stukje, in opvatting eenigzins aan ter Borch doende denken en is
geteekend: «P. Potter f. an°. iÓ3Ó«.

Met eene copie van Govert Flinck (?) naar den Rem-
brandt in Buckingham Palace van 1638, in Bode, dl. I No. 221
beschreven als «Christus erscheint der Magdalena als Gürtner«, behoorde
de Pieter Potter tot de nalatenschap van Paulus Potter, daar beide
stukken verkocht werden op de veiling L. L. van Rhecnen, 's Graven-
hage 7 Juni 1820, welke verkooping uitsluitend stukken bevatte «welke
 
Annotationen