Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Weissman, Adriaan Willem: De engelsche bloedverwanten van Hendrik de Keyser
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0072
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Amsterdam. Alleen de festoenen, die het ovaal insluiten, zijn een Palladiaansch motief,
dat De Keyser nooit gebruikt.

Stone zegt, dat in de kerk te Redgrave reeds een tombe aanwezig was, waaronder
Sir Nicholas Bacon en zijn vrouw begraven waren; voor die tombe, welke door Jansen
gemaakt was, werden hem twee liggende beelden der overledenen besteld, waarvoor
Sir Edmund Bacon hem 200 pond betaalde.

De tombe is versierd met cartouches, welke de eigenaardige vormen, door De Keyser
daarvoor gebruikt, vertoonen. Hendrik Jansz. heeft zich dus zijn leermeester nog herinnerd,
toen hij in 1616, het jaar dat Lady Bacon stierf, de tombe maakte. Maar het kan ook
zijn, dat de tombe pas later vervaardigd is, immers Sir Nicholas Bacon, de broeder van
den vermaarden Sir Francis Bacon, Lord Verulam, is pas in 1624 gestorven. Evenwel zegt
het opschrift van het gedenkteeken »Het lichaam van Nicholas Bacon, Ridder en Baronet,
ligt hier. Hij nam als vrouw Anne Butts, eenige erfgenaam van Butts, en halve
erfgenaam van Bures. Zij leefden 52 jaar tezamen en nadat de dood hen gescheiden
had richtte hij dit gedenkteeken voor beiden op Anno Domini 1616. Lady Anne Bacon,
echtgenoot van gezegden Nicholas Bacon, ligt hier begraven. Hij had bij haar 9 zoons
en 3 dochters. Zij stierf in het 68ste jaar van haar ouderdom den 19en September
Anno Domini 1616.”

Llieruit valt niets anders af te leiden, dan dat de tombe inderdaad in 1616 is
opgericht. De beelden bleven voorloopig weg en zullen pas na den dood van Nicholas Bacon,
in 1624 voorgevallen, door Sir Edmund besteld zijn. Zeer uitvoerig en met veel zorg
bewerkt toonen zij ons Stone als een voortreffelijk meester.

De kunstenaar, die dit werk vervaardigd heeft, zou zeker ook het grafteeken voor
Sir Francis Vere kunnen gemaakt hebben, dat zich in kapel van St. John the Evangelist,
te Westminster, bevindt.

Bullock neemt dan ook aan, dat dit een werk van Nicholas Stone is, maar tegen
deze veronderstelling kunnen verschillende bedenkingen worden ingebracht.

In de eerste plaats vermeldt het grafschrift, dat Sir Francis Vere in 1608 gestorven
is. En het valt niet wel aan te nemen, dat zijn erfgenamen pas in 1614 een monument
voor hem zouden hebben doen oprichten.

Dan moet in het oog gehouden worden, dat van dit zeer belangrijke werk door
Stone in zijn aanteekeningen geen melding wordt gemaakt. Want pas George Vertue,
die het boek in de 18de eeuw bezat, heeft het er, geheel zonder grond, in opgenomen.
Dit heeft tot misvatting aanleiding gegeven. Want de post van 100 pond, die Vertue
meende, dat voor het grafteeken van Sir Francis Vere werd betaald, heeft uitsluitend
betrekking op dat van Sir George Holles.

Sir Francis Vere was onder Prins Maurits aanvoerder van de Engelsche huurtroepen
in dienst van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden. Zijn graftombe is blijkbaar
gevolgd naar die van Engelbert van Nassau in de Lieve Vrouwekerk te Breda. Vier
knielende krijgslieden van albast dragen een toetssteenen plaat met de wapenrusting van

60
 
Annotationen