Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI issue:
Nr. 2
DOI article:
Kalf, Jan: Verslad der commissie van advies betreffende de herstelling van het kasteel "Doorwerth"
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0101
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
b. Het portaal met vestibule en voorportaaltje, en de traptoren. De oostelijke vleugel,
waartegen deze beide deelen zijn aangebouwd, bestond en bestaat op alle verdiepingen
uit slechts ééne zaal. Dit zaalgebouw was oorspronkelijk toegankelijk door een in het
midden van zijnen westgevel in den rez-de-chaussée, geplaatste ingang, en voor de bereiking,
zoowel van den kelder als van de verschillende verdiepingen, dienden trappen, uitgespaard
in de dikte van dezen westwand. Toen in de vijftiende eeuw de ronde traptoren tegen de
zuidelijke helft van dezen westwand werd aangebouwd, verviel de oude ingang. De toren
kreeg een eigen toegang op het niveau van den kelder, dat overeenstemde met dat van
het sedert 0.50 M. opgehoogde binnenplein. Deze kelderdeur was uitteraard niet de entrée
van het kasteel. Daarvoor werd, op de hoogte van den rez-de-chaussée, noordelijk van de
oorspronkelijke deur, een nieuwe toegang ingebroken, waarvan nog sporen zijn bewaard.
0.50 M. onder den tegenwoordigen vloer van den rez-de-chaussée (die later zooveel hooger
is gelegd), is nl. in de muurdikte de met roode en zwarte tegels belegde vloer van deze
ingang gedeeltelijk teruggevonden, en aan den zuidkant bleef ook de afschuining van
haren neg bewaard. Deze vijftiende-eeuwsche hoofdingang doorbrak den westelijken muur
juist op de plaats, waar zich in zijne dikte de trappen naar den kelder en naar de eerste
verdieping bevonden, die trouwens door de wenteltrap in den traptoren overbodig waren
geworden. De spouw en de gewelfjes van deze trappen, en de doorgang, waarmede zij
van uit de zaal bereikbaar waren, zijn nog aanwezig; van de trappen zelf bleven slechts
enkele treden naar den kelder bewaard.

Na verloop van tijd — waarom blijkt niet — is de vloer van den rez-de-chaussée
0.50 M. hooger gelegd. De ingang moest dus evenveel rijzen, en bij deze verandering
kan zij zijn gewijzigd gelijk zij thans is : van buitendeur tot doorgang gemaakt. De hoofd-
ingang is nl. thans geheel bekleed met een eiken omlijsting en beschieting, blijkens de
profileering dagteekenend van omstreeks 1700. Hieruit volgt, dat een portaal met buitendeur
toen reeds bestond of werd aangebouwd J), en het is gelukkig nog mogelijk, niettegenstaande
eene ingrijpende latere verbouwing, overblijfselen van dit portaal aan te wijzen. De muur nl.,
die, op 2 M. afstand van den oorspronkelijken buitenmuur, omhoog gaat, is van oude
steen: helderrood van kleur en groot: 26 X 12.5 X 5.5 c.M. (10 lagen: 0.68 M.),
terwijl het latere portaal van grijsroode, kleinere steen is gemetseld: 22.5 X 10.7 X 5.2 c.M.
(10 lagen: 0.60 M.).

Deze muur waarvan later eenige lagen zijn afgebroken, waarna hij met kleine steen
is verhoogd en afgedekt met een plat, ging oorspronkelijk op tot ongeveer 0.95 M. boven
den tegenwoordigen vloer der tweede verdieping; hij is geplaatst tusschen den zuidwand
van den noordelijken vleugel en den traptoren en was met een lessenaardak tegen den west-

1) Wij drukken ons hier niet stelliger uit, omdat wij het zeer goed mogelijk, om niet te zeggen
waarschijnlijk, achten, dat reeds tegelijk met de vijttiende-eeuwsche deur de uitbouw is gemaakt, waarop
wij hier het oog hebben. Het zou ons echter te ver voeren dit hier uiteen te zetten, en het is in ieder
geval zeker, dat de uitbouw niet jonger kan zijn dan de eind-zeventiende-eeuwsche doorgang, die de
vroegere buitendeur verving.

90
 
Annotationen