Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Gips, Bram: Aanwinsten van het Mauritshuis
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0200
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
artikel gevoegd. Teekening en opmeting zijn van de hand van den heer J. de Kruyf,
assistent aan de T. H.

Vermoedelijk prijkten na de voltooiing alle zes en twintig muurstijlen met gesneden
beelden, die met muurstijl en draagkorf uit één stuk eikenhout zijn gebeeldhouwd. De
figuren staan alle in frontstand op gelijkvormige consoles tegen de muurstijlen aangeleund
en zijn dus nagenoeg en ronde bosse uitgevoerd. De breedte der dekplaten van de consoles,
die in horizontale projectie den vorm hebben van een halven achthoek, is verschillend
naar gelang de stand der voeten dit vereischte. Aan de voorzijde dezer draagkorven is
een wapenschild aangebracht, dat thans nog den staanden zwarten balk van het Delftsche
stadswapen in schilderwerk vertoont. De lengte der figuren wisselt af tusschen 70 en 82 c.M.
Sporen van beschildering zijn nog aangetroffen. De hooge plaatsing maakte trouwens
polychromie noodzakelijk, daar de beelden in de natuurlijke houtkleur van beneden nauwlijks
zichtbaar zouden geweest zijn.

De behandeling van het beeldhouwwerk is zorgvuldig, het meerendeel der koppen
uitnemend van modelé, kloek en kantig gesneden. De draperieën zijn breed, in simpele groote
partijen, geheel berekend op het decoratief effect, dat zij beneden moesten maken. De
stand der beenen, bij enkele figuren wat gedwongen en stijf, welke eigenaardigheid op
grooten afstand minder opvallend is, is mogelijk ook opzettelijk zoo uitgevoerd om eenheid
met de strakke lijnen van de kapconstructie te behouden. De stijl van het beeldhouwwerk
doet vermoeden, dat we het werk van eenzelfde meesterhand voor ons zien, dat althans
één ontwerper de modellen boetseerde; de uitvoering wijst in kleine onderdeelen echter
op verschillende practiciens, die den ontwerper ter zijde stonden. Bij enkele beelden is de
analogie in de uitvoering sterk sprekend. Fig. IV en X vertoonen, vooral wat de behandeling
der koppen aangaat, veel overeenkomst. Fig. V en VIII, Fig. I en III vooral, zijn haast
herhalingen van eenzelfde standmotief. De detailleering van het gelaat, oogkassen, oogleden,
neuzen, monden, haarlokken, vertoont veel gemeenschappelijke eigenaardigheden. Opvallend
is ook de herhaling van bepaalde draperiemotieven, vergelijk b.v. de knieplooi bij Fig. I en IX,
den plooienval boven de voeten van Fig. IV, VII en X, de drapeering der mouwen van
Fig. I, III, en IX, de wijze waarop de geschoeide voetpunten uitsteken onder de draperie
bij Fig. V, VII en X, den ietwat saamgeknepen kniestand van Fig. I, VI en IX; alle
bijzonderheden, die wijzen op eenzelfden ontwerper. Het karakter van het snijwerk doet
denken aan een Noord-Nederlandschen meester, hoewel de vorm der wapenschilden aan
Duitsche voorbeelden is ontleend.

Laat ons thans de beelden aan een nadere beschouwing onderwerpen. De nummering
der platen is geschied in verband met de plaatsing der muurconsoles in de kapel. De
Fig. I—V staan aan de Zuidzijde, met dien verstande, dat de volgorde vanaf het koor
wordt gerekend; de Fig. VI—X aan de Noordzijde. Van Fig. II ontbreekt in deze serie
een afbeelding. Het beeld is sterk beschadigd, het hoofd en de armen ontbreken, alleen
de bekleeding van den romp vertoont een knappe drapeering.

189
 
Annotationen