Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI issue:
Nr. 5
DOI article:
Hoefer, Frederic Adolph: Verlag van de handelingen van de samenkomst van de vereenigingen voor "Denkmalpflege" en "Heimatschutz" in Salzburg op 13 tot 16 September 1911
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0285
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
De groote vlucht der monumentenzorg sinds dien tijd, leidde er noodzakelijk toe
met de oude organisatie voor de monumentenzorg berustende op »Ehrenkonservatoren”
te breken. Riegel ontwierp toen de ver strekkende wet voor de bescherming van monumenten.
Zijn plan bleef in ontwerp, omdat het op geldelijke bezwaren, waarop elke regeling in
Oostenrijk schipbreuk lijdt, stuitte. Na den dood van Riegel schreed men echter langzaam
in zijn geest voort. Eensdeel werd de wetenschappelijke werkkring van de «Zentralkom-
mission” verhoogd, anderendeels de »Ehren konservatoren” gaandeweg vervangen door
wetenschappelijk gevormde ambtenaren, waaraan het beheer over de Oostenrijksche monu-
menten werd toevertrouwd. Twee omstandigheden werkten hiertoe mede. Ten eerste de
warme belangstelling, die de »Zentralkommission” bij haren «protector”, den troonopvolger,
vond en niet minder de toenemende belangstelling, waarin de monumentenzorg in
klimmende mate deelt.

Aldus ontstond eenige maanden geleden een geheel nieuwe regeling. Zij berust op
het beginsel, dat de monumentenzorg aan kunsthistorisch opgeleide, bezoldigde en verant-
woordelijke ambtenaren moet toevertrouwd worden. In de verschillende landen worden
«Landeskonservatoren” benoemd, die de meeste zaken van de monumentenzorg afdoen.
Zij moeten een bepaalde opleiding genoten hebben. Opdat echter ook de eischen van het
heden en de nieuwe kunst hunne rechten kunnen laten gelden, worden hun technische
ambtenaren ter zijde gesteld, met wie zij te samen hunne beslissingen nemen. Voor de
wetenschappelijke vraagstukken van de «Zentralkommission”, evenals voor het vormen
van de ambtenaren voor de Rijks-Monumentenzorg wordt een met de «Zentralkommission”
verbonden «Kunsthistorisches Institut” opgericht. Aan dit «Institut” is bovendien opgedragen
niet alleen het voortzetten der tot heden uitgegeven publicaties van de »Zentralkommission”,
maar ook het volledige kunsthistorische onderzoek van Oostenrijk. Aldus ontstond een
nieuw belangrijk ontwikkelingsorgaan, dat evenwijdig met het kunsthistorisch onderricht
aan de universiteiten en met de musea werken en bijdragen zal tot wetenschappelijke
verhooging van de monumentenzorg en hare opheffing uit het gebied van de alledaagsche
kunst tot het neutrale terrein van vooruitgang van kunst en wetenschap. Met dezen
vooruitgang houdt de wet voor het beschermen van monumenten gelijken tred. De
Commissie uit het «Herrenhaus”, die op aandringen van Helfert gevormd werd, heeft
het ontwerp van graaf Latour aangenomen en hare afdoening werd alleen verhinderd
door de oplossing van den «Reichsrat”. Het ontwerp berust op het beginsel, dat alle
monumenten, die in openbaar bezit zijn, onder de bescherming der wet gesteld
worden en wel zonder indeeling in klassen, omdat deze met de hedendaagsche zienswijze
niet overeenkomt.

»Die Denkmalpflege will nicht,” aldus besloot de redenaar, «die Kunst der Ver-
gangenheit zu neuem Leben erwecken, sondern, aus dem Leben emporwachsend, die alte
Kunstwerke als einen kostbaren Schatz in das Werk der neuen Entwicklung einfügen.”

Professor Paul Schultze sprak daarna over de ontwikkeling en het doel van de
plaatsbescherming in Duitschland. In het kort schetste hij de geschiedenis van den bond,

274
 
Annotationen