DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:De staatsbegrooting voor 1914
DOI Seite / Zitierlink: https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0057
en toren te Denekamp (laatste van twee termijnen), de Roomsch Katholieke kerk te
Harderwijk (tweede van de drie of vier termijnen), den toren te Haren (laatste van twee
termijnen), het raadhuis te ’s-Heerenberg (tweede van drie termijnen), den toren der
Groote kerk te Steenwijk (tweede van vijf of zes termijnen), de Ned. Herv. kerk te Vlissingen
(tweede van vijf termijnen), de Ned. Herv. kerk te Oud Vossemeer (tweede van drie
termijnen), en de Ned. Herv. kerk te Zuidbroek (tweede van drie termijnen).
De subsidiën voor den O. L. Vrouwe toren te Amersfoort (vijfde van zes termijnen),
de Groote kerk te Arnhem (derde van negen termijnen), de Groote kerk te Breda
(vijfde van twaalf termijnen), de Groote kerk te Brielle (twaalfde van dertien of veertien
termijnen), de St. Lebuïnuskerk te Deventer (laatste van tien termijnen), het kasteel
Doorwerth, de Groote kerk te Dordrecht (vierde van negen termijnen), de gewelfschilderingen
in de Zuiderkerk te Enkhuizen (vijfde van tien termijnen), de kerk te Gouda (zie hier-
omtrent mem. v. antw. 1906) de St. Jacobskerk te ’s-Gravenhage (derde van vijftien
of zestien termijnen) de Groote of St. Bavokerk te Elaarlem (vijfde van acht termijnen),
de St. Janskerk te ’s-Hertogenbosch (waarvan niet met voldoende zekerheid te bepalen
is wanneer de restauratie voltooid zal zijn, gelijk is mede gedeeld in de mem. v. antw.
1904), het waaggebouw te Hoorn, (laatste van drie termijnen), de St. Pieterskerk te
Leiden (achtste van twintig termijnen), de St. Janskerk te Maastricht (zesde van zeven
termijnen), de O. L. Vrouwekerk te Maastricht (tweede van vier termijnen), de Dominicaner-
kerk te Maastricht (derde van vijf termijnen), het raadhuis te Middelburg (derde van
vijf of zes termijnen), en de Ned. Herv. kerk te IJselstein (derde van vijf of zes
termijnen), zijn noodig tot voortzetting der aangevangen en door de Kamers toegestane
werken en bedragen hetzelfde cijfer als bij Staatsbegrooting voor 1913 is toegestaan, met
uitzondering van het waaggebouw te Hoorn, waarvoor ƒ450.— meer is uitgetrokken
(zie mem. v. toelichting 1912).
Voor de algeheele voltooiing van de herstelling der Ned. Herv. kerk te Goes, ten
behoeve waarvan in 1913 de laatste termijn van de toegestane serie was uitgetrokken, is
het noodig, het Rijkssubsidie nog gedurende enkele jaren voort te zetten. Kerkvoogden
vroegen nog f 12.000. Daar het hun echter moeilijk valt om jaarlijks een even groote som
te verwerken als tot dusver het geval was, verzochten, zij, dit bedrag niet over 3, maar
over 4 jaren te verdeelen. Hiertegen kan wel geen bezwaar bestaan en de post is dus
van ƒ4000 op ƒ3000 gebracht.
Kerkvoogden der Ned. Herv. gemeente te Zutphen hebben andermaal verzocht
om, ten behoeve van de inwendige restauratie van hun kerkgebouw, een extra subsidie
te mogen ontvangen van ƒ1500 gedurende 6 jaren. De kerkvoogdij is reeds eenige
jaren bezig uit eigen middelen in deze werkzaamheden te voorzien, maar zal ze zonder
steun niet kunnen voltooien. Ook in de Tweede Kamer der Staten Generaal werd
op verleening van steun aangedrongen. De Minister heeft in een en ander aanleiding
gevonden den betreffende post met ƒ 1500 per jaar te verhoogen en daardoor te
brengen op ƒ5500.
44
Harderwijk (tweede van de drie of vier termijnen), den toren te Haren (laatste van twee
termijnen), het raadhuis te ’s-Heerenberg (tweede van drie termijnen), den toren der
Groote kerk te Steenwijk (tweede van vijf of zes termijnen), de Ned. Herv. kerk te Vlissingen
(tweede van vijf termijnen), de Ned. Herv. kerk te Oud Vossemeer (tweede van drie
termijnen), en de Ned. Herv. kerk te Zuidbroek (tweede van drie termijnen).
De subsidiën voor den O. L. Vrouwe toren te Amersfoort (vijfde van zes termijnen),
de Groote kerk te Arnhem (derde van negen termijnen), de Groote kerk te Breda
(vijfde van twaalf termijnen), de Groote kerk te Brielle (twaalfde van dertien of veertien
termijnen), de St. Lebuïnuskerk te Deventer (laatste van tien termijnen), het kasteel
Doorwerth, de Groote kerk te Dordrecht (vierde van negen termijnen), de gewelfschilderingen
in de Zuiderkerk te Enkhuizen (vijfde van tien termijnen), de kerk te Gouda (zie hier-
omtrent mem. v. antw. 1906) de St. Jacobskerk te ’s-Gravenhage (derde van vijftien
of zestien termijnen) de Groote of St. Bavokerk te Elaarlem (vijfde van acht termijnen),
de St. Janskerk te ’s-Hertogenbosch (waarvan niet met voldoende zekerheid te bepalen
is wanneer de restauratie voltooid zal zijn, gelijk is mede gedeeld in de mem. v. antw.
1904), het waaggebouw te Hoorn, (laatste van drie termijnen), de St. Pieterskerk te
Leiden (achtste van twintig termijnen), de St. Janskerk te Maastricht (zesde van zeven
termijnen), de O. L. Vrouwekerk te Maastricht (tweede van vier termijnen), de Dominicaner-
kerk te Maastricht (derde van vijf termijnen), het raadhuis te Middelburg (derde van
vijf of zes termijnen), en de Ned. Herv. kerk te IJselstein (derde van vijf of zes
termijnen), zijn noodig tot voortzetting der aangevangen en door de Kamers toegestane
werken en bedragen hetzelfde cijfer als bij Staatsbegrooting voor 1913 is toegestaan, met
uitzondering van het waaggebouw te Hoorn, waarvoor ƒ450.— meer is uitgetrokken
(zie mem. v. toelichting 1912).
Voor de algeheele voltooiing van de herstelling der Ned. Herv. kerk te Goes, ten
behoeve waarvan in 1913 de laatste termijn van de toegestane serie was uitgetrokken, is
het noodig, het Rijkssubsidie nog gedurende enkele jaren voort te zetten. Kerkvoogden
vroegen nog f 12.000. Daar het hun echter moeilijk valt om jaarlijks een even groote som
te verwerken als tot dusver het geval was, verzochten, zij, dit bedrag niet over 3, maar
over 4 jaren te verdeelen. Hiertegen kan wel geen bezwaar bestaan en de post is dus
van ƒ4000 op ƒ3000 gebracht.
Kerkvoogden der Ned. Herv. gemeente te Zutphen hebben andermaal verzocht
om, ten behoeve van de inwendige restauratie van hun kerkgebouw, een extra subsidie
te mogen ontvangen van ƒ1500 gedurende 6 jaren. De kerkvoogdij is reeds eenige
jaren bezig uit eigen middelen in deze werkzaamheden te voorzien, maar zal ze zonder
steun niet kunnen voltooien. Ook in de Tweede Kamer der Staten Generaal werd
op verleening van steun aangedrongen. De Minister heeft in een en ander aanleiding
gevonden den betreffende post met ƒ 1500 per jaar te verhoogen en daardoor te
brengen op ƒ5500.
44