Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
De staatsbegrooting voor 1914
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0060
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
moeten worden overgegaan wil het zijn karakter behouden. Wijl het kerkbestuur de
noodige middelen niet ter beschikking staan, vroeg men de Regeering een subsidie op
de begrooting te brengen. Eene bijdrage van f 3000 zou, naar men meende, het behoud
van dit monument verzekeren. Opgemerkt werd, dat de Synode der Ned. Herv. Kerk
eene bijdrage voor de restauratie heeft toegezegd.

De Minister deelde mede, dat naar de plannen tot restauratie van deze kerk een
onderzoek werd ingesteld. Zij gaven aanleiding tot verschillende bezwaren, waaraan ten deele
door het kerkbestuur werd tegemoet gekomen. Hoewel het kerkgebouw wel voor Rijkssteun
in aanmerking kon komen, heeft tot dusver, in verband met het groote aantal aanvragen
om hulp en de beschikbare middelen, de gelegenheid tot het verleenen van Rijks-
subsidie ontbroken.

De Minister deelde mede dat zijn aandacht ook op de herstelling van den toren
van Duiven gevestigd bleef.

Wandteekeningen te Leiden. Verscheidene leden hadden met verbazing vernomen,
dat de wandteekeningen in het z.g. «zweetkamertje” van het academiegebouw te Leiden
bij het witten van de localiteit waren verdwenen.

De Minister deelde mede dat, doordat het feit van het overwitten van de muren
van het zweetkamertje ter kennis van het publiek is gekomen, men in de meening schijnt
te verkeeren, dat de teekeningen op den buitenmuur van het kamertje aan de portaalzijde
van de hand van Jhr. Mr. Victor de Stuers, deel uitmakende van de wandteekeningen
op de trap, den z.g. «gradus ad parnassum”, waren verwijderd. Deze zijn echter gespaard
en daaraan zal natuurlijk niet geraakt worden.

Ontsiering door Reclames. Eenige leden verzochten ’s Ministers meening omtrent
van Rijkswege te nemen maatregelen teneinde ontsiering van stad en land door hinderlijke
reclames en geïllustreerde aankondigingen tegen te gaan. Andere leden verklaarden zich tegen
wettelijke maatregelen met het oog op industrieele en eigendomsbelangen en op de moeilijk-
heden verbonden aan de uitvoering met name aan verleening van onvermijdelijke dispensaties.

De Minister wilde zich gaarne scharen onder diegenen, die het betreuren, dat stad
en land zoo menigmaal op ergerlijke wijze door reclames ontsierd worden, maar hij
meende, dat het hier vooralsnog geen onderwerp betreft, waar wettelijke voorziening van
Rijkswege noodzakelijk is. Hij geloofde veeleer, dat het hier eene aangelegenheid geldt,
die, wanneer wettelijke voorziening noodig is, aan de provinciale of gemeentebesturen
kan worden overgelaten. Er is te dezen reeds iets tot stand gebracht door de verordeningen
van de Provinciale Staten van Zuid-Holland, Noord-Holland en Zeeland, en er is zeker
alle kans, dat ook andere provincies of gemeenten het goede voorbeeld zullen volgen.

II. MUSEA.

Museumfonds; aankoopen voor musea. Verscheidene leden herinnerden aan de
besprekingen in vorige jaren betreffende de wenschelijkheid der instelling van een
museumfonds. Thans is een stap in die richting gedaan, door afzonderlijke posten

47
 
Annotationen