Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Hofstede de Groot, Cornelius Philipp: De nieuwe catalogus van het Mauritshuis: Kritiek, zelfkritiek en aanvullingen$nElektronische Ressource
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0098
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
1630—1640 geheel in renaissance stijl verbouwde Honselaarsdijk zag er geheel anders
uit en voor mij is het kind stellig een meisje, niet een knaap.

No. 465. Tischbein. Portret van Friedrich Wilhelm van Nassau-Weilburg. Van dit
portret hangen geheel overeenkomstige exemplaren in de Koninklijke paleizen in het
Noordeinde en op het Loo.

Bij den Troost No. 184 valt op te merken, dat twee andere pastels die den
»Hopman Ulrich” in beeld brengen sinds 1897 in het Rijksmuseum te Amsterdam hangen,
dat van No. 193 eene teekening in rood en zwart krijt in het Britsch Museum wordt bewaard
en dat van No. 190 eene teekening in de veiling Liphart te Leipzig (April 1898) voorkwam.

No. 201. W. v. d. Velde. Kalme zee. Van dit schilderij hangt eene goede copie
in het Museum Wuyts van Campen te Lier.

No. 402. J. Vermeulen. Stilleven. Bij dit schilderij wordt vermeld, dat de heer
Bredius een evenzoo gemerkt schilderij in het Museum te Nantes signaleert. De catalogus
van Nantes beweert, dat de toeschrijving van het schilderij aldaar aan J. Vermeulen van
den directeur Catroux is. De waarheid is, dat schrijver dezes het Haagsche schilderij, dat
op naam van Ed. Collier stond, het eerst aan J. Vermeulen heeft toegeschreven op grond
van de I. V. M. gemerkte stukken te Kopenhagen (vroeger op Fredensborg) en te Nantes
(zie O. H. 1901. blz. 140). Andere schilderijen, eveneens reeds ter plaatse vermeld, bevinden
zich in de verzameling Nostitz te Praag, te Castle Howard en in het Museum te Marseille.

De levensomstandigheden van dezen, vermoedelijk Leidschen, schilder zijn nog
steeds niet bekend. De bloeitijd 1630—40, dien de catalogus opgeeft, schijnt mij te vroeg.
Toen het schilderij Collier heette, werd hij daardoor vereenzelvigd met een schilder, wiens
gejaarmerkte schilderijen van 1662 tot 1694 loopen en die zelf in 1670 en 1686 vermeld
wordt. Waarom hem thans zooveel vroeger geplaatst? Is zijn stijl op eenmaal veranderd?
1660—70 schijnt mij rond genomen vrij juist. Ik vermoed, dat hij de vader is geweest
van den Dordtschen schilder Cornelis van der Meulen, die later naar Zweden trok. Granberg
(I No. 74—76, III No. 71—75) vermeldt de schilderijen, die er nog van hem in Zweden
zijn en beeldt er een af (III No. 17). Dit laatste vertoont groote overeenkomst van
stijl met de werken van zijn naamgenoot.

No. 203. H. v. Vliet. Gezicht in de Oude Kerk te Delft. Dit schilderij is na 1665
geschilderd, aangezien het grafmonument van Welhoeck van dat jaar er reeds op voorkomt.
Eene herhaling ervan was in 1891 op de tentoonstelling te Kopenhagen No. 238, slechts 0.42
bij 0.37 groot (verzameling Rundin). Ook het schilderij der verzameling A. H. H. v. d. Burgh
vertoonde groote overeenkomst met ons stuk.

Maart 1914. CORN. HOFSTEDE DE GROOT.

□ □ □
DoD

85
 
Annotationen