Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Martin, Wilhelm: De nieuwe catalogus van het Mauritshuis, [2]: Repliek
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0161
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
gehouden schilderijen (o.a. de mooie Hals) zijn bij Sir Cuthbert’s dochter, Mrs. Vivian,
the Hill House, Belstead, Ipswich.

Voorts wordt gevraagd, waarom ik onder No. 15 niet vermeld, dat het origineel
der daar bedoelde schilderij zich in 1895 bij Jos. Monchen bevond. Antwoord: omdat
de mededeeling daaromtrent in den catalogus van 1895 onjuist was. De schilderij, thans
eigendom van den Heer C. Lunsing Scheurleer, geeft dezelfde voorstelling maar is anders
van compositie.

No. 53. Jan van der Heyde. De copie bij Porges, door Dr. Hofstede de Groot
genoemd, is mij wel bekend x) maar ik vond haar niet de moeite van ’t vermelden waard.
Ik heb zelfs de vermelding van uit artistiek oogpunt veel waardevoller copieën achterwege
gelaten, b.v. de Zwart’s copie naar Rembrandt’s officierskop, Jacob Maris’ copie naar den
Simeon van Rembrandt.

No. 579. Rembrandt. Rustende reizigers. Zeer zeker zou het bezwaar van het te
groote aantal personen zijn opgelost, indien het verhaal ontleend bleek aan het bedoelde
apocriefe evangelie. Maar dan zou het bezwaar blijven, dat er een paard op staat en
geen ezel. Zoolang handhaaf ik dus mijn wijziging van »Rust op de vlucht” in «Rustende
Reizigers”.

No. 166. Jan Steen. De hoenderhof. Dr. H. d. G. zegt, dat ik Six’opstel had moeten
citeeren, en dat hij ’t niet met Prof. Six eens is. Welnu, ik citeer Six’opstel ter plaatse
uitdrukkelijk (blz. 354), zeg in de noot op de daaraan voorafgaande blz., dat het kasteel niet
is Honselaarsdijk en zeg in de schilderij-beschrijving »une petite fille”. Uit alles blijkt
derhalve zonneklaar, dat ik noch Six’ Honselaarsdijk-hypothese aanvaard, noch zijn meening
deel, dat het kind Willem III zou voorstellen.

No. 402. J. Vermeulen. Stilleven. Ik geloof niet, dat het ontstaan van diens stil-
levens zóó laat moet worden gesteld als Dr. H. d. G. wil (1660—70). Wel kan het later
worden gesteld dan de catalogus aangeeft, maar zóó laat toch niet, eerder 1630—1650.
Dat Dr. H. d. G. de eerste is geweest, die de schilderij aan Vermeulen toeschreef, was
mij onbekend. Ik zal dit in de Holl. uitgave veranderen.

Ten slotte wil ik nog even terugkomen op hetgeen ik boven over den opzet
van den catalogus zeide. Ik bedoel, dat men, op dezen weg doorgaande, zich al te
veel zal gaan verliezen in aanteekeningen en meer en meer de kans, om aan de
beschrijvingen esthetische opmerkingen toe te voegen, zal zien verminderen. Zooals de
catalogus thans is, is hij een alleruitvoerigste inventaris met zeer belangrijke inedita in
de biografieën en uitvoerige kritische opmerkingen achter de schilderijbeschrijvingen. De
drukkosten zijn hoog en de catalogus moet daarom, wil de verkoopsprijs niet exorbitant
zijn, een groote oplaag hebben, waarvan een lange tusschenpooze tusschen de edities het
gevolg is. Het middel om aan dit bezwaar te ontkomen is: kleiner oplagen zonder prijs- 1

1) Ik heb er o.a. met Dr. Hofstede de Groot vóór gestaan op de tentoonstelling in den Jardin
des Tuileries, eenige jaren geleden.

148
 
Annotationen