Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Nieuwe monumentenwetten in Engeland en Frankrijk
DOI Artikel:
Martin, Wilhelm: Over museumscatalogi
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0268
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
eindelijk, de «Preservation order”, waardoor het afbreken of schenden van een
monument opgeschort, en, bij bekrachtiging der volksvertegenwoordiging, verijdeld wordt.

Men ziet, dat er terrein gewonnen is op de velen die nog, als in 1882, geneigd
zijn de wettelijke monumentenbescherming slechts te beschouwen als een toegeven aan
de »antiquarian tastes of the few at the public expense”.

E. HASLINGHUIS.

OVER MUSEUMSCATALOGI.

De directeur van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen heeft in het voorlaatste
nummer geantwoord op een door mij geschreven opstel: Kritiek, zelfkritiek en aanvul-
lingen op den nieuwen catalogus van het Mauritshuis, verschenen in het tweede en derde
nummer van den loopenden jaargang.

Ik zal op de meeste bijzonderheden van dit meeningsverschil hier niet opnieuw
ingaan, doch alleen vaststellen, dat de heer Martin den inhoud van verreweg de meeste
opmerkingen stilzwijgend toegeeft, ten aanzien van anderen een afwijkende meening
handhaaft, een zeker aantal wel verklaart, maar daarom niet rechtvaardigt en mij in eenige
gevallen in ’t ongelijk stelt. Twee dier gevallen heb ik getracht vóór den druk nog te
achterhalen, doch dit is mij niet gelukt. Ik zal in het volgende mij in hoofdzaak beperken
tot eenige algemeene gezichtspunten in het betoog van den schrijver, die mijne aandacht
hebben getroffen.

Vooraf het volgende: indien ik, geenszins bedoelende eene beoordeeling in den
gewonen zin te geven van een boek, dat slechts een bijgewerkte nieuwe druk is van
een in 1875 begonnen, in 1895 opnieuw uitgegeven werk1), zeg »dat mijne opmerkingen
alleen bedoeld zijn als bijdragen tot het meer en meer volmaken van ons, ik durf zeggen,
gemeenschappelijk werk en niet als blaam”, dan eisch ik voor mij het recht, dat deze
bedoeling geloofd wordt. Gelooft de schrijver haar niet, dan strekt dit tot zijn eigen
nadeel. Er zou uit blijken, dat hij zich zelf een zoo geringen dunk van zijn werk had
gemaakt, dat dit zou staan of vallen met de juistheid der gemaakte opmerkingen, hetgeen
volstrekt niet het geval is 2). Ik zelf behoor evenwel om licht begrijpelijke redenen tot
de weinige personen, die moeilijk over de voortreffelijkheid van dezen katalogus kunnen

1) Wilde men op den titel van een nieuwen druk spreken, dan ware het m. i. juister geweest
te zeggen 3e édition dan 2e édition.

2) In dit geval moet hij zich wel erg terneergeslagen voelen, indien hij bemerkt, dat hij Maes
een portret laat schilderen van iemand, die in het sterfjaar van den schilder 1693 geboren zou zijn
en dien hij in 1682 laat huwen. Ik voor mij houd dit geboortejaar niet voor een domheid, doch voor
eene vergissing en veroorloof mij, er bescheidenlijk op te wijzen, dat Cornelis ten Hove volgens Elias
in 1658 geboren werd en in 1694 stierf.

255
 
Annotationen